Duizenden keren heb ik de beruchte toegangspoort al gezien, met dat infame opschrift: ‘Arbeit macht frei’. Arbeid zorgt nooit voor vrijheid, het is het tegengestelde ervan, want je bindt je aan een werkgever, een opdrachtgever, een ambitie. Arbeid zorgt er hoogstens voor dat je je, in je vrije tijd, een stukje vrijheid kan veroorloven. Op die bewuste plek, Auschwitz, is het helemaal een anomalie, want daarachter wachtte de hel, de totale onvrijheid, de dood voor de meesten die door die poort werden gejaagd.

Klikkerdeklikdeklik: tientallen fototoestellen tegelijk deden hun net iets te luidruchtig ding. Tegenwoordig hoef je daarvoor niet eens een gespecialiseerd toestel mee te brengen, een smartphone volstaat. Een ‘slimme’ telefoon, die niet slim genoeg is om discretie te garanderen op een plek die om discretie smeekt.

Ik had me voorgenomen geen foto’s te maken en heb dat ook niet gedaan.

Omdat er ongetwijfeld veel betere foto’s en filmopnamen bestaan, dan wat ik er zelf van zou gemaakt hebben.

Omdat dit beeld zó bekend is, dat het loutere toevoegen aan je eigen collectie – bibliotheek heet dat tegenwoordig, met een misplaatste term – puur egocentrisch is: ik bén er geweest. So what?!

Omdat zelf beelden maken je afleidt van de essentie die wordt meegegeven door goed geïnformeerde gidsen en informatieve bordjes: terwijl je fotografeert luister je niet, neem je de dingen niet in je op, gaat het er alleen nog maar om om achteraf te kunnen uitpakken met waar je geweest bent.

Omdat het, in mijn ogen, getuigt van een vorm van onbeschaamdheid en gebrek aan respect, maar ik wil daar gerust met u over in discussie gaan: op die plek past alleen maar stilte, volle aandacht, reflectie. Vind ik.

***

Ik ben voor het eerst in mijn leven mee geweest op een groepsreis. Ik háát groepen. Hoe groter de groep, hoe groter de haat. ‘I don’t want to belong to any club that accepts people like me as a member’, het adagium van Groucho Marx, is ook het mijne. Voor een reis naar Krakau, met een uitstap – excusez le mot – naar Auschwitz-Birkenau, maakte ik een uitzondering. Dit was een trip die wijlen mijn vrouw nooit zou gemaakt hebben. Té gruwelijk. Dit is ook het soort groepsreis waarop je niet geconfronteerd wordt met strand- en zwembadliggers. Deze bestemming lokte alleen maar mensen die een stukje geschiedenis wilden meepikken. Mensen die hun historisch inzicht wilden aanscherpen. Mensen die, net als ik, die gruwelijke plek van nabij wilden aanschouwen. Maar ook toch mensen, dus, die dachten dat je de geschiedenis mee naar huis neemt als je er maar voldoende foto’s van maakt. Het weze hen vergeven.

Bij wijze van opwarming – opnieuw: excusez le mot – was ik de week voordien naar de Dossinkazerne in Mechelen en het fort van Breendonk geweest. In Dossin loopt toevallig een tijdelijke tentoonstelling over sportbeleving in Auschwitz, dat was een meevaller voor mij. Sport was, net als muziek, een klein ogenblik van ontspanning en een glimp menselijkheid voor de gevangenen. In Breendonk is me de wreedheid van mensen van hier bijgebleven. Voor elke ruimte waarin krijgsgevangenen verbleven was er wel iemand te vinden die de orde wilde handhaven namens de Duitsers en die probeerde de nazi’s in wreedheid te evenaren. ‘De mens, ge kunt gij daar niet aan uit’, wist Gerard Walschap al. Hoe valt te verklaren dat gewone, opgesloten Vlamingen andere opgesloten Vlamingen terroriseerden en kleineerden? Kuddegedrag. Overlevingsdrang. Verblinding door machtsmisbruik. Niet te vatten. Ik wist dat Auschwitz-Birkenau deze horror in tienvoud zou overtreffen en toch waren Dossin en Breendonk al verschrikkelijk om te bezoeken.

***

Op kille, miezerige herfstdagen wordt de tristesse die sowieso al over de Poolse stad Krakau hangt, haast tastbaar. Deze stad is door de nazi’s eerst overmeesterd en daarna mismeesterd. In de fabriek waar Oskar Schindler de plak zwaaide, wordt dat uitstekend gedocumenteerd. Het gebouw is een stadsmuseum geworden, waarin de oorlogsgeschiedenis van Kraków verteld wordt. Wie Schindler’s list gezien heeft, weet dat de fabrieksdirecteur honderden Joden hielp onderduiken en ontkomen aan een onvermijdelijke dood. Dat ook een apotheker, enkele honderden meter verderop, dat nog veel grondiger en met nog meer risico voor zijn eigen welzijn deed, was nieuw voor mij. Tadeusz Pankiewicz heette de man. Hij verdiende net zo goed een door Steven Spielberg geregisseerde film als de heer Schindler. Tadeusz Pankiewicz, een naam om te onthouden.

***

Arbeit macht frei. Als je onder de poort door stapt, krijg je een beklemmend gevoel. Je weet dat je slechts een tijdelijke bezoeker bent en dat je straks weer op de comfortabele, warme bus stapt, op weg naar een nieuwe plek om te ontdekken, maar toch ontsnap je niet aan het gevoel dat veel minder fortuinlijke mensen meer dan tachtig jaar geleden moeten gehad hebben. Hoe geraak ik hier weg? Geráák ik hier wel weg? Wat ís deze plek?

Een beeld zegt meer dan duizend woorden. Vitrines met achtergebleven spullen van joodse gevangenen zeggen meer dan duizend beelden. Kleren. Valiezen. Potten en pannen en ander snel mee gegrist huisraad. Duizenden schoenen, van klompen tot elegante vrouwenschoenen. En, als om de overtreffende trap van gruwelijkheid te willen demonstreren, is er die ene vitrine met alleen maar kinderschoentjes. Waanzin. Als dit je onberoerd laat, ben je een onmens.

En dat is dan nog ‘maar’ Auschwitz. Hier was ‘slechts’ een crematorium voor 750 personen. Toen het duidelijk werd dat de oorlog verloren zou gaan, wilden de nazi’s de Endlösung voleindigen. Dan kwam Birkenau, in het Pools Brzezinka, enkele kilometer verderop, met drie crematoria met een capaciteit van 1.500 tot 2.000 personen. Het moest snel gaan. Elke vorm van voorzichtigheid werd opgegeven. Reizigers werden brutaal van de pas gearriveerde beestenwagons geplukt en getrieerd. Wie te jong of te zwak was om zware dwangarbeid te verrichten, werd meteen weggeleid om nooit meer terug te keren. Voor de anderen was het slechts uitstel van executie. Van de 1,3 miljoen gevangenen overleefden er amper 200.000 deze kampen.

***

Waarom ik naar Auschwitz-Birkenau wilde gaan? Uit respect voor 1,1 miljoen slachtoffers. In een poging om mijn historisch besef te vergroten. Maar ook: om te proberen de gruwel te vatten, een opzet waarvan ik vooraf al wist dat het tot mislukken gedoemd was. Hoe kun je deze collectieve waanzin en onmenselijkheid begrijpen? Hoe kun je snappen waartoe de mens in staat is ten opzichte van zijn medemens? Hoe kun je de obsessie van gewetenloze leiders begrijpen, obsessie die zó groot is dat je er miljoenen mensen die anders denken of er anders uitzien voor opsluit, hen martelt en, uiteindelijk, doodt?

***

Op weg naar Oświęcim en Brzezinka (Oświęcimski) lijk je wel door lieflijke Zwitserse dorpen te rijden: kleurrijke huizen, bloemen op de vensterbank, groene, goed onderhouden tuinen. Idyllische taferelen. Het leven is mooi. Rust. Kalmte. Eens je tussen de vele duizenden toeristen – nogmaals: excusez le mot – belandt, valt die lieflijkheid onmiddellijk weg. Hoge betonnen muren zorgen ervoor dat het kamp nog even aan het zicht onttrokken wordt. Als was het om de spanning nog even te rekken. Coming soon!

Eens binnen zie je in de verte de woning van de kampcommandant; het grootste deel van de tijd was dat Rudolf Höss, wiens leven zo treffend verfilmd werd in The zone of interest. Overdag de leider van de beulen, buiten de werkuren de liefhebbende pater familias. Hallucinant dat een mens dit überhaupt kán, alsof je een hendel omschakelt en plots iemand anders wordt, niet de wreedaardige uitvoerder van uitroeiingsplannen, maar de echtgenoot en vader die gezellig eet en speelt met zijn gezin.

Niet zelden zit gruwel in alledaagsheid.

***

‘Ben je blij dat je geweest bent?’, vroegen vrienden achteraf. ‘Blij’ is in deze context een ongepaste term, maar tevreden ben ik wel. Neen, ik kan de gruwel nog altijd niet vatten. Ik weet nu wel, ook door de vele gebeurtenissen overal ter wereld sinds de Tweede Wereldoorlog, dat de mens weinig leert of wíl leren uit de geschiedenis.

Dat uitgerekend de joodse regering in Israël dat al twee jaar lang demonstreert, is des te onbegrijpelijker. In Gaza zijn er geen uitroeiingskampen, maar het einddoel was wel vergelijkbaar: bij de nazi’s was dat de uitroeiing van de Joden, bij Netanyahu & co is het de verdrijving van de Palestijnen. In beide gevallen komt het neer op het ontkennen van het bestaansrecht van een volk.

Wat mij het meest is bijgebleven? De systematiek van de nazi’s. Dit was niet een plotse opwelling van het moment. Laten we eens wat Joden doden. Alles wat de nazi’s deden, gebeurde volgens goed uitgewerkte plannen, of het nu de inname van steden en landen was, dan wel het oppakken en liquideren van politieke tegenstanders of bevolkingsgroepen die zij als Untermenschen beschouwden.

Die systematiek ontbreekt vandaag grotendeels. Bij Netanyahu, die tot voor kort steeds een stapje verder leek te willen gaan, zonder goed te weten wat het einddoel was. Bij Poetin, die hardop droomt van het heropbouwen van de Sovjet-Unie, maar verstrikt is geraakt in een langdurige en uitzichtloos lijkende oorlog met Oekraïne. Bij Trump, die handelt vanuit impulsiviteit en narcistisch eigenbelang. Donald Trump is in dat opzicht de anti-Hitler. De vraag is of hij minder gevaarlijk is. De geschiedenis zal het volgende generaties leren.

Eigenlijk zou wat in Auschwitz-Oświęcim gebeurd is, moeten volstaan om nooit meer ‘Wir haben es nicht gewußt’ te zeggen en toch herhalen we dat zinnetje telkens opnieuw, in alle talen die we machtig zijn. Dat belooft niet veel goeds voor de toekomst.