Tien jaar geleden liep mijn kortstondig avontuur als woordvoerder bij Beerschot AC ten einde, na amper tien maanden en een paar weken. ‘Avontuur’ is de juiste omschrijving van dat ene intense, prettige, onprettige, knotsgekke, waanzinnige, absurde seizoen 2011-2012, waarin ik van de ene verbazing in de andere viel. Voetbal, een feest. En een nachtmerrie. En een immorele wereld. En nog wat van die dingen. Ik zou er een boek mee kunnen vullen, maar omdat ik betwijfel of er een uitgeverij geïnteresseerd is in wat er toen — bij een, laten we wel wezen, bescheiden club vol onbescheiden grootspraak — allemaal is gebeurd, bal ik de ‘belangrijkste’ gebeurtenissen samen in twee ietwat ruim bemeten blogposts. Vandaag deel 2.

***

De naweeën van het laattijdig uitbetalen van de spelerslonen van oktober zinderde ook in januari 2012 nog na op het Kiel. Beerschot kreeg een transferverbod opgelegd. ’t Is te zeggen: inkomende transfers waren verboden, uitgaande mochten wel. Die waren zelfs welkom, want dat betekende: centen. Ouwe rot Bart Goor was al in het najaar onzacht naar de uitgang begeleid. Zoals in de voorafgaande zomer de abrupte verkoop van de twintigjarige Nigeriaanse middenvelder Victor Wanyama (aan Celtic), de zesentwintigjarige werkmier Faris Haroun (aan Middlesbrough), het achttienjarige talent Mats Rits (aan Ajax) en de achttienjarige doelman Thomas Kaminski (aan Anderlecht, waar hij prompt werd uitgeleend aan OH Leuven) voor financieel soelaas moest zorgen. Eigenlijk deed voorzitter Patrick Vanoppen hetzelfde wat Jos Verhaegen in het verleden had gedaan: snel wat centen binnenrijven, ook al weet je dat die spelers een paar jaar later véél meer zullen opleveren. Wanyama bracht één miljoen euro op. Twee jaar later bleek de speler al veertien miljoen euro waard, toen hij van Celtic naar Southampton verhuisde.

            2012 begon met een relletje. Spits Ibrahima Sidibe — onmisbaar in het tactisch plannetje van trainer Mathijssen met veel lange ballen naar voor, die de boomlange Senegalees dan maar moest afleggen voor de oprukkende Losada — wilde weg en haalde daarvoor, volgens het clubbestuur, als argument aan dat hij niet besefte dat er een verschil was tussen zijn bruto- en zijn nettoloon. Wellicht zal het feit dat hij zijn loon al eens veel te laat had ontvangen een veel grotere rol gespeeld hebben in zijn beslissing. Hoe durft hij, riepen ze binnen de club. Ja, hoe durfde hij, een werknemer die vond dat zijn contract moest gerespecteerd worden…

            Bij het vertrek naar de stageweek in Turkije, waarvoor op het allerlaatste moment nog een sponsor gevonden werd, was de sfeer voor de rest prima. Ik mocht niet mee. Een handvol supporters wel, op eigen kosten. Om de rest van de fans op de hoogte te houden van wat er op de stage gebeurde, moest ik het stellen met informatie van ginder uit. Tot zover het sexy leven van een woordvoerder van een Belgische eersteklasser.

KAGELMACHER NAAR KAISERSLAUTERN, EUH, MONACO

Om te kunnen overleven had de club (en haar voorzitter zonder centen) half januari alweer dringend geld nodig. Er was belangstelling voor de Uruguayaanse aanvoerder Gary Kagelmacher, die het heel even bij Real Madrid geprobeerd had en die was uitgegroeid tot een absolute sterkhouder bij Beerschot AC. Maar de club was al zo goed als gered, hij mocht weg. Moest, eigenlijk. Hoe sneller, hoe liever. Kaiserslautern, op een degradatieplek in de Bundesliga, wilde de drieëntwintigjarige centrale verdediger, die Duitse voorouders heeft, graag overnemen. De deal was principieel rond, ik had Kagelmacher zelfs al een e-mail gestuurd onder de hoofding ‘Goodbye & Good Luck!’, met de woorden ‘I wish you all the best in Kaiserslautern (my favorite German club by the way)’, waarop hij een vriendelijk dankwoord terugstuurde. Tot er plots een telefoontje uit Monaco kwam. De club uit het prinsdom stond onderaan in de Franse tweede klasse, was net overgenomen door de Russische oligarch Dmitry Rybolovlev en werd geleid door een Belgische algemeen directeur, Filips Dhondt, een man met een verleden bij Cercle én Club Brugge. Monaco bood meer dan Kaiserslautern (twee miljoen euro, zo las ik achteraf ergens), voldoende voor Patrick Vanoppen om de toezegging aan de Duitsers als onbestaande te beschouwen. Ik kon een deel van de onderhandelingen met Monaco en het geruzie met Kaiserslautern bijna woordelijk volgen. Ik zat twee bureaus verder dan de voorzitter, zijn deur was dicht, maar zijn volumeknop stond open. Op zekere dag zag ik Kagelmacher door de gang ijsberen, pratend met zijn zaakwaarnemer, vermoedde ik. Ik hoorde hem ‘Cien’ zeggen. Mijn kennis van de Spaanse taal is beperkt, maar dat getal begreep ik wel. Nou, dacht ik, honderdduizend euro per maand, dat is meer dan je ooit bij Beerschot zal kunnen verdienen. Tenzij hij met Vanoppen aan het bellen was en ‘Je hebt al honderd!’ riep, dat kan ook.

            Feit: Gary Kagelmacher vertrok naar AS Monaco, er stroomde weer wat geld in de lege clubkas. Ook onze mailbox stroomde vol: boze Kaiserslauternfans die Beerschot afwisselend in het Duits en het Engels het ergste toewensten. Zaterdag 21 januari 2012 nam Kagelmacher afscheid van ‘zijn’ publiek, netjes in het pak, begeleid door Patrick Vanoppen. Die vervolgens de supporters entertainde door zelf in het doel te gaan staan. Kagelmacher, een strafschopspecialist, trapte vanop elf meter slordig binnen. Vanoppen dook over de bal in het slijk. Applaus en gelach op alle banken. Er is niet altijd een berenpak nodig om op te vallen. Beerschot won die avond met 4-0, met onder meer een panenka van Hernán Losada. ‘Beerschot leeft!’, jawel.

(BIJNA) SLAANDE RUZIE

Wat de voorzitter overigens wel sierde, was dat hij komaf wilde maken met de invloed van voetbalmakelaars. Eén makelaar in het bijzonder, eigenlijk. Onder de clan-Verhaegen had Didier Frenay het alleenrecht verworven om in- en uitgaande transfers te doen binnen de club, een beetje zoals Mogi Bayat dat niet veel later bij Anderlecht zou mogen. Naar verluidt stond die afspraak op papier. Vanoppen wilde die exclusiviteit verbreken. Wat hem uiteindelijk, na flink wat discussiëren (volume!), ook lukte.

            Eén keer leidde een mislukte transfer bijna tot slaande ruzie. De twintigjarige spits Bavon Tshibuabua was de vorige seizoenen komen piepen bij de hoofdmacht, maar Vanoppen en Mathijssen zagen het niet zitten in de aanvaller met Congolese wortels. KV Oostende, op dat ogenblik een tweedeklasser, toonde belangstelling. Eric Verhoeven, zaakwaarnemer van Tshibuabua en een voormalige secretaris van (Germinal) Beerschot, weigerde mee te werken. Met als gevolg klinkende ambras, Vanoppen die de ietwat grotere en zwaardere Verhoeven voor zich uit duwde naar de uitgang van de kantoren en bij het openen van de deur in gevechtshouding ging staan. Ik zag het vanuit mijn kantoortje gebeuren.

            Beeld u in: dat ene luidruchtige en vechtlustige jongetje op de speelkoer, knieën en ellebogen lichtjes gebogen, dreigende vuisten, de grotere jongen die hem uitdagend staat uit te lachen. De scène staat op mijn netvlies gebrand.

            Tshibuabua bleef nog een half jaar in de B-kern vegeteren.

‘STEEKT UW BOEKSKE…!’

In de loop van de maanden had de aanvankelijke bewondering van Patrick Vanoppen voor de ‘vroegere chefsport van de VRT’ plaatsgemaakt voor ergernis. Hij wilde altijd weer ruziemaken met de pers, ik wilde de pers juist ter wille zijn, hen hartelijk welkom heten in het Olympisch Stadion, een positief imago creëren voor het nieuwe Beerschot, ‘mijn’ club. Zonder op mijn knieën te gaan zitten, dat spreekt voor zich. Voor Vanoppen waren voetbaljournalisten een noodzakelijk kwaad, hij zag ze liever gaan dan komen. (Omgekeerd gold dat ook, had ik steeds meer de indruk.)

            De ontevredenheid van de voorzitter over zijn persman werd flink gevoed door de trainer. Jacky Mathijssen, een persoonlijke vriend van Vanoppen, was aanvankelijk koeltjes tegenover mij. Geen bezwaar, koel is minder goed dan cool, maar dat moet kunnen in een professioneel samenwerkingsverband. Koel werd echter geregeld vijandig. Op een van de persconferenties na een match, die ik modereerde, stelde ik de trainer de vraag waarom hij een bepaalde tactische ingreep had gedaan. Zo ging dat immers: ik vroeg naar de analyse van de bezoekende trainer, daarna naar die van de thuisploeg, ik stelde nog een vraag aan beiden en dan kregen de journalisten het woord. ‘Die vraag moet jíj toch niet stellen!’, beet Mathijssen me toe. Waarna ik ietwat verbouwereerd het woord aan de zaal gaf en een reporter krek dezelfde vraag stelde. Ik moest moeite doen om niet triomfantelijk te glimlachen.

            Bij andere gelegenheden richtte Mathijssen zich rechtstreeks naar mij in volle persconferentie. Waarom een communiqué nog niet uitgedeeld was (‘Omdat je het nog moest nalezen, trainer’) of hoe het te verantwoorden viel dat de equipe van ATV te laat was (‘Omdat ze een lekke band hebben gehad onderweg, trainer’). Dingen die je niet doet tegenover buitenstaanders die elke wanklank oppikken en niets liever doen dan die controverse uitmelken. Dingen die je niet doet onder collega’s. Dingen die je alleen maar doet als je iemand bewust voor schut wil zetten — ik ging trouwens nooit op die provocaties in, dát zou pas onprofessioneel geweest zijn.

            Ik liet eerst betijen, maar die sfeer en dat soort uitlatingen zouden finaal schadelijk geweest zijn voor mijn werkgever, Beerschot AC. Dus belegde ik een ochtendlijke tête-à-tête met Mathijssen, om de zaken uit te klaren, om hem er ook vriendelijk op te wijzen dat niemand beter werd van zijn venijnige opmerkingen in mijn richting op persconferenties. Een beetje nerveus vertrok ik vroeger dan normaal richting Antwerpen, waarna ik vastzat in de langste file ooit, zodat ik alsnog te laat kwam op mijn afspraak. Geen probleem, de trainer was poeslief, had begrip voor mijn opmerkingen, was ervan overtuigd dat we allebei het beste voorhadden met de club.

            Lang duurde deze gewapende vrede niet.

            Zaterdag 11 februari 2012 ontving Beerschot STVV. Op het kunstgras in Sint-Truiden had paarswit de eerste van twee uitzeges dat seizoen behaald (2-4). De hele week had ik met een grieperig gevoel thuisgezeten, ook de persconferentie voorafgaand aan de wedstrijd liet ik heel uitzonderlijk door iemand anders leiden. Op de matchavond zelf was ik wel aanwezig, zij het niet in de perstribune, maar in een knus en warm lokaaltje, kijkend naar televisie. Beerschot won met 3-2. Kristof De Rijck van Sport/Voetbalmagazine had me vooraf gevraagd of Sherjill MacDonald beschikbaar was voor een interview. MacDonald wilde dat wel doen, maar het kon voor hem alleen maar zondagvoormiddag in Antwerpen. Mathijssen stuurde me een cryptisch sms’je op mijn vraag of dat kon voor hem (‘Vraag maar aan Patrick en denk commercieel.’). Voor mij was het oké, maar ik paste uitzonderlijk om er zelf bij te zijn, eerst nog even die laatste vervelende bacillen uit mijn lijf persen op mijn vrije zondag.

            Een paar dagen later ontving ik, zoals afgesproken, de tekst om nog even na te lezen. Ik wou snel zijn (té snel, geef ik grif toe) en stuurde veertien kleine correcties en nuanceringen door. Pas daarna had ik de reflex om de tekst ook te laten nalezen door Chris Van Puyvelde. Van Puyvelde, in de dagelijkse omgang allesbehalve een vriend van Jacky Mathijssen, las een passage over de goede tijd die Sherjill MacDonald had doorgebracht bij Roeselare onder Dennis van Wijk, ‘mijn beste trainer ooit’, en besefte onmiddellijk dat de ijdele Beerschottrainer hier niet mee opgezet zou zijn. Hij vond de algemene teneur van het interview ook te negatief. Er werd overlegd met Mathijssen, Vanoppen en MacDonald, die toegaf dat hij zwaar teleurgesteld was over zijn eigen prestatie tegen STVV, frustratie die nog nazinderde in het interview op zondagmorgen. Conclusie: er moest en er zou nog een en ander gewijzigd moeten worden aan de tekst.

            Voorzichtig belde ik met Jacques Sys, hoofdredacteur-voor-het-leven van het voetbalweekblad, of het toch niet mogelijk zou zijn om nog enkele wijzigingen aan te brengen. Geen denken aan, zei die terecht: hij wist dat ik al wat nuances had aangebracht in de tekst. Veel verder kan en mag een hoofdredacteur niet gaan, anders word je de speelbal van individuen en belangengroepen.

            Groot gelijk, dacht de journalist in mij, maar ik moest dit wel nog even laten weten aan de voorzitter. Die convoceerde onmiddellijk Sherjill MacDonald naar mijn kantoortje, waarna hij het nummer van Sys vroeg en hem zelf opbelde. Eerst nog rustig (‘Sherjill was niet zichzelf en wil graag nog wat wijzigingen aanbrengen’), dan al wat baldadiger, om af te ronden met een zin die in mijn geheugen geprent zit.

            ‘Man, steekt uw boekske waar de zon niet schijnt!’

KOSTER KOMT, MATHIJSSEN GAAT

Het incident versterkte mijn positie als communicatieverantwoordelijke niet, integendeel. Vanoppen vond mij nu toch maar een stoethaspel, die ‘vroegere chefsport van de VRT’. Mathijssen was het daar klaarblijkelijk mee eens en ook met teammanager Dirk Schoofs, een maatje van de trainer, werd de relatie nog moeilijker dan die al was. Gelukkig waren er anderen met wie het wel prettig samenwerken bleef. Community manager Paul Beloy vermeldde ik al in deel 1, ook technisch directeur Chris Van Puyvelde, scoutingverantwoordelijke Stakke Van den Buijs, conditietrainer Jan Van Winckel, assistent-trainer Wim De Corte en jeugdverantwoordelijke Steven Smet verdienen hier een positieve vermelding, net als de meeste collega’s in de kantoren. En materiaalmeester Jos Van Hout, natuurlijk, die ik ’s ochtends opzocht om hem de kranten te overhandigen, die ik een heel seizoen lang uit eigen zak heb aangekocht, want er waren — inderdaad, de aandachtige lezer weet dat al — geen centen om abonnementen te nemen. Eén pittige uitspraak van Joske bij het krieken van de werkdag en de zon scheen weer eventjes op het Kiel.

            De pedalen van de tandem Vanoppen-Mathijssen zouden niet lang meer synchroon bewegen. Ondanks de redelijke prestaties waren de supporters ontevreden over het te verdedigende, tactisch terughoudende voetbal van Jacky Mathijssen. Hartelijk was de omgang nooit geweest, en het ging alleen maar van kwaad naar erger. Tijdens verhitte discussies op verschillende fora werd het hoofd van de trainer door steeds meer roeptoeters op het kapblok gelegd. Voor de voorzitter was het een uitgemaakte zaak: het seizoen 2012-2013 moest er een nieuwe trainer komen. Hij werd daarin gesterkt door het feit dat de club in tweede zit een licentie voor de volgende jaargang had gekregen. (‘Met verve’, schreef ik hoogdravend in mijn persbericht, waarop de financieel directeur mijn kantoor binnenliep en zei dat het slechts met de hakken over de sloot was.) Wat ik niet wist, was dat die licentie er alleen maar was gekomen omdat Vanoppen zich persoonlijk met al zijn vennootschappen borg had gesteld. Waar dus, voor alle duidelijkheid, geen centen te vinden waren. Het was alsof de licentiemanager van de voetbalbond vijf lege dozen beter vond dan één lege doos. Leeg is leeg.

            Maar goed, Vanoppen zag het groots en zocht en vond een trainer die zin had in een nieuwe klus. Adrie Koster. Die was eind oktober ontslagen bij Club Brugge, na een 4-5 thuisnederlaag tegen KRC Genk. Nu was hij aan de slag bij de beloften van Oranje. Als je een trainer zocht die offensief voetbal predikte, kwam je al snel bij Koster uit. Zocht je een trainer die tactisch ietwat naïef was, kwam je eveneens bij Koster uit. Ik had half maart 2012 geen weet van de onderhandelingen, een wakkere voetbaljournalist wel. Het gerucht haalde Gazet van Antwerpen. Die ochtend werd ik gebeld vanuit de trainerskamer. ‘Wat staat al die pers hier te doen?’

            Ik snelde naar het perslokaal waar inderdaad een handvol vaste Beerschotcorrespondenten stonden te wachten: niet op mij, maar op Jacky Mathijssen. Ze hadden bloed geroken. Ik argumenteerde dat ze niet het recht hadden daar te staan: er was geen wedstrijd, geen persconferentie, geen geplande toelichting over clubzaken. Dit is privé-grond, heren. Ik kreeg de journalisten zover om buiten te staan wachten, bij de stadionpoort. Meer kon ik niet doen, dat was openbaar terrein, al had Vanoppen telefonisch geëist dat ze ook daar zouden verdwijnen. Na een uurtje palaveren en argumenteren kwam de luxewagen van Mathijssen aangereden. Zonder commentaar liet hij de journalisten ter plaatse trappelen. Ik voelde zijn priemende blik.

            Kort daarna volgde het onvermijdelijke: de mededeling dat er in ‘onderling overleg’ beslist was dat de trainer zou vertrekken. Het Laatste Nieuws-journalist Stephan Keygnaert, toen nog geen chef voetbal-met-vuile-handen, genoot de eer om Adrie Koster als enige exclusief te mogen interviewen. Dat had Vanoppen zo met hem afgesproken. De voorzitter eiste dat ik de persmededeling pas de dag nadien zou versturen. Nadat de krant al verschenen was? Geen denken aan. Ik stuurde ze dan maar om 22 uur de deur uit, vroeg genoeg om het nieuws nog op te kunnen nemen, te laat om Koster om een reactie te vragen. Niet alle compromissen zijn even eerbaar, dat ondervond ik steeds nadrukkelijker.

            Om de schijn te wekken dat Mathijssen niet brutaal was weggestuurd, moest ik maandag 2 april, twee dagen na de eerste wedstrijd in Play-off II, een persmoment organiseren waarop én Vanoppen én Mathijssen zouden aanwezig zijn. De ontslagen trainer wilde niet meewerken, hij liet weten dat zijn dochter die dag bij hem was. Dus stuurde ik een update naar de journalisten met de melding dat ‘Jacky Mathijssen helaas niet aanwezig kan zijn’. Zondag 1 april bliepte mijn smartphone om 10u08. Mathijssen. ‘Breng verrassingsgast mee morgen. Iemand die nog nooit gelogen heeft. 😉 Voorbereiden kan dus niet. Zorg jij voor extra stoel en flip-chart-bord. Wordt een hoogdag voor Beerschot. Thx.’

            Eén telefoontje met de voorzitter later stuurde ik een nieuwe sms naar de trainer, die telefonisch niet bereikbaar bleek. Dat hij niet hoefde te komen. ‘Das dan pech want ik ben er’, repliceerde die. ‘De Beer hoeft geen bang te hebben. Hij heeft geen vijanden toch? Ik verwittig de pers zelf wel, OK?’

            Neen, we waren er niet gerust op, die maandagnamiddag. Een rel bovenop een onverwacht afscheid in een sowieso al turbulente periode, daar zat werkelijk niemand op te wachten, behalve dan de perslui. Maar het viel mee: Mathijssen nam geëmotioneerd afscheid, Vanoppen toonde hem het respect dat hij op basis van de degelijke teamprestaties verdiende. En die verrassingsgast? Dat was Mathijssens dochter, niet een of andere arrogante advocaat die we verwacht hadden.

            Eind goed, nou ja, zeker niet al goed…

GELE EN RODE KAARTEN (VOOR DE PERS)

Het wantrouwen dat Patrick Vanoppen had tegenover de pers, vertaalde hij nu ook steeds meer naar mij toe, de man die per se correct wilde samenwerken met zíjn vijanden. Ik wist steeds minder wat er gaande was binnen de club, kreeg een nieuwe baas boven mij — Peter Wouters, de vierde commercieel directeur die op een jaar tijd de revue passeerde —, werd vanaf dan geacht om alleen maar bevelen uit te voeren. Ik moest dit alles even laten bezinken, maar kon geen kant op: opstappen, in feite de enige eerbare uitweg uit deze situatie, was privé geen optie, er viel nog een huis af te betalen. Bovendien: het seizoen zat er eigenlijk op, Play-off II interesseerde alleen de vaste volgers van Beerschot, zij die meer supporter dan journalist waren. Veel viel er niet meer te beleven. Dacht ik.

            Ondertussen bleef Vanoppen doen wat ik hem al tien maanden zag doen: mensen kleineren, ambeteren, in decibels overtreffen. Was er een commerciële deal in de maak, dan kon je er op donder op zeggen dat de voorzitter op het allerlaatste moment binnenstapte tijdens de onderhandelingen, (veel) meer begon te eisen en vervolgens de potentiële sponsor met veel tamtam de deur wees, de commerciële medewerkers radeloos achterlatend. Achteraf kregen die dan het verwijt dat ze er maar niet in slaagden om deals rond te krijgen. Tja.

            Ook in het vastgeroeste stadiondossier speelde Vanoppen een negatieve hoofdrol. De stad Antwerpen had vijftig miljoen euro veil voor een gemeenschappelijk stadion voor Beerschot en Antwerp op de site Petroleum Zuid, maar de Beerschotvoorzitter vond dat hij, als projectontwikkelaar, beter af was met een door hem te bouwen voetbaltempel en alleen voor Beerschot. Daarvoor zocht (en vond) hij ruzie met burgemeester Janssens en kornuiten.          Ongeleider worden projectielen niet.

            Eén keer moest ik per se een persconferentie beleggen in het bondsgebouw, na de vrijspraak in de zaak-‘Kawashima Fukushima’ (zie deel 1 van deze memoires), waarop Vanoppen vervolgens de ‘amateuristische bond’ de levieten las. Daar kickte hij op: de bond in eigen huis attaqueren. Hopelijk heeft woordvoerder Stefan Van Loock het mij inmiddels vergeven dat we toen een van de vergaderzaaltjes van de bond hebben misbruikt om die boodschap te brengen. Ter mijner verschoning: ik wist vooraf niet dat Vanoppen zó erg te keer zou gaan.

            Ondanks de onmogelijke werksituatie had ik toch nog recht op twee kersen op mijn taart (in feite een soufflé die al na een paar maanden ineengezakt was). De eerste was de melding van Vanoppen, eind maart en kort na de Koster-Mathijssen-affaire, dat hij zou beginnen te werken met gele en rode kaarten voor de pers. Een medium dat zich in zijn ogen had misdragen, zou een gele kaart krijgen, wat neerkwam op een laatste verwittiging. Wie een rode kaart kreeg, zou een tijdje weg moeten blijven uit het Olympisch Stadion. Dat journalisten met een accreditatie verplicht moesten worden toegelaten op wedstrijddagen, moest ik hem met handen en voeten uitleggen. ‘Oké dan, maar voor de rest blijven ze buiten!’

            Alzo genoot ik de nogal twijfelachtige eer om aan Sport/Voetbalmagazine en Gazet van Antwerpen te laten weten dat ze respectievelijk één en drie maanden ‘geschorst’ waren. Ook de andere journalisten werden op afstand gehouden. ‘Omwille van de aanhoudende stroom aan potentieel destabiliserende berichten die recent verschenen zijn in diverse media en om de interne rust te herstellen, zal Beerschot AC tot 30 maart een algemene persstop invoeren’, schreef ik in een door Vanoppen opgedrongen communiqué.

ONTSLAG

De tweede kers zat op een taart die naar mijn hoofd werd geslingerd.

            Dat zat zo. Eind mei 2012 ging ik samen met mijn echtgenote met vakantie. Een citytrip naar Bilbao, omdat een reis met de auto te riskant was, want ik had vernomen dat er op de salariswagen die ik mocht gebruiken een verzekeringsfranchise van 2500 euro zat. Met andere woorden: in geval van schade, mocht ik de eerste 2500 euro zelf ophoesten. In de Baskische stad vernam ik dat Vanoppen een klein communicatiebedrijf uit Ekeren onder de arm had genomen, C&C, zakelijke partners van een externe adviseur die zich al een paar maanden nadrukkelijk aan het manifesteren was binnen de club. Type grote smoel, weinig inhoud. Ik wist dus hoe laat het was. Mijn exit werd voorbereid. (Half mei was ook mijn maatje Paul Beloy al weggestuurd: ‘community’ behoorde voortaan tot de bevoegdheden van de uitbater van de fanshop. Anders gezegd: ‘community’ was leuk zolang er subsidies tegenover stonden voor de club (centen!), vanaf dan wilde Vanoppen dat geld blijven incasseren zonder dat er kosten en inspanningen tegenover stonden.)

            De eerste dag terug op het werk, maandag 4 juni 2012, werd ik bij Peter Wouters geroepen, mijn baas. Hij liet me ‘spijtig genoeg’ weten dat de samenwerking zou stoppen en dat ik niet meer hoefde te komen. Ik bleef rustig, vroeg hem dat op e-mail te bevestigen (‘ik bevestig met deze mail (…) dat je de volgende dagen en tot nader order niet op de club moet verschijnen om “gewoon” verder te werken’) en contacteerde onmiddellijk een advocate die gespecialiseerd was in arbeidsrecht. De situatie was duidelijk, dachten we: ik werd ontslagen, hoefde niets meer te doen voor mijn werkgever, de officiële C4 zou nu wel snel volgen en ik zou een opzegsom ter waarde van zes maanden loon ontvangen, zoals contractueel vastgelegd. In een e-mail naar de ‘Beerschot-vrienden’, een verzameling interne medewerkers en externe commerciële contacten, bevestigde Wouters een dag later dat de communicatiestructuur zou wijzigen. En dat er met mij… zou gepraat worden over een andere invulling van mijn takenpakket.

            Vreemd. In overleg met mijn advocate stuurde ik een aangetekende brief om Beerschot AC in gebreke te stellen. Waarop ik de volgende dag tot mijn niet geringe verbazing werd uitgenodigd voor een gesprek begin van de week nadien.

            Beleefde jongen die ik ben, trok ik maandag 11 juni naar de kantoren van Beerschot. Waar men mij het voorstel deed om mijn functie te hervormen tot ‘Communicatie- en administratiemanager’, waarbij ik enkel nog verantwoordelijk zou zijn voor de interne communicatie, vergaderingen moest notuleren en het persoonlijke mailverkeer van de voorzitter beheren. Ook het schrijven van persteksten en het organiseren van persmomenten werden mij nog toevertrouwd, onder toezicht van C&C dan wel. Ik verstond hieruit dat ik een veredelde directiesecretaris van Patrick Vanoppen zou worden. Na een korte bedenktijd weigerde ik en eiste alsnog dat C4, waarop Vanoppen dan weer liet weten dat er nooit sprake was geweest van een ontslag en dat hij mij maandag 18 juni om 10 uur op kantoor verwachtte om mijn nieuwe rol te komen vervullen.

            Toen ik die ochtend niet opdaagde, belde hij me op. Ik had de gezonde reflex om niet op te nemen, hopende op een pittige — en juridisch bruikbare — ‘mededeling’. Ik werd op mijn wenken bediend. Om 10u07 registreerde mijn antwoordapparaat een op vrij kalme toon ingesproken boodschap. Ik wil u de integrale tekst daarvan niet onthouden. ‘Frank, Patrick Vanoppen hier. Ik heb vernomen dat je d’r niet zal geraken vandaag. Euhm. Ik vind dat heel spijtig, omdat ik het gevoel had dat er van uw job niet zoveel zou veranderen. Euhm. Ge zult met de advocaat gebeld hebben. Dat mag ook uiteraard, maar advocaten doen de wereld niet draaien, hoor. ‘t Is alleen gezond verstand dat de wereld doet draaien en niets anders, jongeman. Dus, je stelt me teleur. Ik denk, als je ‘t hard wilt spelen, kom maar, ge gaat verschieten wat er nu nog gaat komen, want ik ga u in gebreke stellen voor al hetgeen wat ge nu in mekaar steekt, jongen. Alright? Ik heb u de kans gegeven. Uiteraard was ik niet tevreden over uw job, wou ik aanpassingen doen. Ik heb de marge echt open gelaten van mijn kant uit om u bij Beerschot te houden, om uw job aan te passen en voor mij is dat lichtelijk… Euhm. Volgens mij ben je nu meer een ego dan iets anders. Het valt me zwaar tegen, Frank. Ja, dit kan een ruzie ontketenen, het zal niet simpel worden, vriend. Dus: ofwel bel je mij voor 12 uur voor een oplossing, maar de oplossing zal niet zijn dat ik u ontsla. Laat dat heel duidelijk zijn. Dus als gij hier niet zijt tegen 12 uur op het werk, zie ik dat als een werkweigering, aangetekend schrijven en ‘t spel is vertrokken hé. Ge begrijpt wel hé. Alright? Dag Frank, dank u.’

EPILOOG

Wat volgde.

            Doktersbriefjes om mijn afwezigheden te verantwoorden. Een officiële ingebrekestelling van mijn kant uit. Een mailtje naar al mijn vrienden en professionele contacten om mijn afscheid aan te kondigen (‘Enfin, om een lang verhaal kort te maken: Beerschot heeft de samenwerking met mij beëindigd (…) En, euh, als je ooit het volledige (echt waar: hilarische) verhaal zou willen horen: avec plaisir!’). Het opstarten van een gerechtelijke procedure, waarin ik mijn achterstallige loon van juni 2012, zes maanden opzeg, een deel van de eindejaarspremie, vakantiegeld, vergoedingen voor wagen- en gsm-gebruik, de terugbetaling van diverse kostennota’s, en nog wat dingen eiste. Gevolgd door het proberen overtuigen van de RVA dat ik wel degelijk werkloos was (wat na vijf maanden heen-en-weer schrijven eindelijk lukte). Stempelen.

            En er was meer, zoals…

            Het nieuwe communicatiebureau dat niet betaald werd en na vier maanden eenzijdig de samenwerking met Beerschot AC beëindigde. De commercieel directeur die ontslagen werd en naar zijn vorige bedrijf terugkeerde. Vanoppen die mij in een interview met De Morgen ‘Frank Van Laeken, fantastische kerel, maar te braaf voor de job’ noemde. In Het Laatste Nieuws werd dat: ‘Ik heb onlangs iemand uit zijn positie gezet omdat hij volgens mij te braaf was’ (hoezo, ik was toch niet ontslagen?). Beerschot dat voorlaatste eindigde en Play-off III — herinnert u zich die geweldige competitieformule nog? — moest spelen tegen Cercle en… verloor. Vergeefse poging om met enkele ‘oude’ getrouwen van de club vertegenwoordigers van de supporters te overtuigen om te helpen Vanoppen buiten te werken en de club over te laten nemen door derden (wat niet lukte, de fans bleven nog een beetje geloven in Vanoppen). Het faillissement van Beerschot AC op 21 mei 2013. Vanoppen die terug naar Leuven verdween (de verwoestende doortocht van de projectontwikkelaar op het Kiel had amper twee jaar en drie maanden geduurd). KFCO Wilrijk dat de hand reikte, de naam Beerschot hielp overleven en de optocht vanuit eerste provinciale.

            Nog enkele slotakkoorden. Een juridische overwinning over de hele lijn voor mij op 26 juni 2013, ruim een jaar na mijn ontslag, maar een tegenstander die geen geld had om te betalen en die ook niets meer van zich liet horen. Een tussenkomst van het Fonds voor Sluiting Ondernemingen, waardoor ik — na aftrek van de belastingen — alsnog ongeveer een derde van de door mij geëiste som mocht ontvangen (voor de spelers die in het seizoen 2012-2013 maandenlang geen loon ontvingen, zullen de gederfde sommen een pak hoger gelegen hebben). De moeizame zoektocht van een vijftigplusser op zoek naar werk. Kleine schrijfklussen. Een nieuwe start als freelance journalist in april 2014. Het boek Als het werk stopt, over de problematiek van werkzoekende vijftigplussers. Enzovoort, enzoverder.

***

Tenslotte een afrondende anecdote om Patrick Vanoppen te typeren. Hij vertelde ooit in mijn bijzijn tegen een Beerschot-collega het bekende verhaal van de kikker en de schorpioen. Kikker en schorpioen willen de overkant van de rivier bereiken. De schorpioen stelt voor dat de kikker hem op zijn rug neemt, want hij kan niet zwemmen. Ja maar, antwoordt de kikker: dan zul je me doodsteken. Neen, zegt de schorpioen, want dan ga ik zelf ook dood. Je moet me vertrouwen. Na wat aarzelen neemt de kikker de schorpioen mee op zijn rug. Halfweg de oversteek voelt hij plots een felle steek. Je had beloofd om me niet te doden, huilt de kikker. Sorry, het is sterker dan mezelf, het zit in mijn natuur, repliceert de schorpioen net voor ze samen verdrinken. Waarop Vanoppen dat verhaal afrondde met: ‘En ik… ik ben die schorpioen!’ Toen besefte ik: deze man is potentieel gevaarlijk. Als hij zijn zin niet krijgt bij Beerschot, trekt hij desnoods de club mee de dieperik in.

            QED.

            Al blijft mijn favoriete Latijnse afkorting TQB.

            Tene quod bene.