Het stond al een tijdje op mijn planning: een stukje onder de titel ‘In memoriam Politique Politicienne’. Over het nederige zwijgen van de meeste politici in coronatijden. Goed dat ik het niet geschreven heb. Het primaat van de politiek is terug in (on)ere hersteld. Het woord van de expert wordt al wat meer gecounterd door de daad van de minister. Zwijgen — en het woord aan de échte deskundigen laten — is niet langer goud. Na de Nationale Veiligheidsraad van woensdag gingen alle remmen los. Chaos troef. Onduidelijkheid regeert. Welkom in Kakofonië!

Ergens is het volstrekt onbegrijpelijk dat die ene maatregel over bezoek door één persoon aan iemand in een zorgcentrum prematuur gelanceerd werd. De experts vroegen ‘reflectie’ over de problematiek van in eenzaamheid verkommerende senioren, de Veiligheidsraad maakte er meteen een beperkte toelating tot bezoek van. Zonder goed en wel te beseffen dat een bezoeker die de voorbije veertien dagen geen symptomen van het coronavirus had vertoond, daarom niet werkelijk covid-19-vrij zal zijn. Zonder overleg met de sector, terwijl je wel een beetje kunt inschatten dat een woon-zorgcentrum met pakweg 150 inwoners ook 150 bezoekers zou ontvangen en dan liefst tegelijkertijd, want zo zijn de mensen, kijk naar de containerparkfiles. Je ziet het zo voor je, een broeihaard van nieuwe en oude ziektes. Zonder onderling overleg zelfs, want Vlaams minister van Welzijn Beke wist naar eigen zeggen van niets. Zijn hiërarchische overste, minister-president Jambon, had nochtans verklaard dat het toch niet zo moeilijk te organiseren moest zijn, zo’n bezoekmaatregel.

Ik vind dat bizar: overleg zou vandaag juist makkelijker moeten gaan. Geen tijdrovende verplaatsingen, zet de computer aan en praten maar! Meer netto tijd om na te denken en te overleggen.

De eigengereidheid van Jambon, de wijsneuzerigheid van onderwijsminister Weyts, die zelf weleens zou bepalen wanneer de scholen open zouden gaan, de onwetendheid van de bevoegde welzijnsminister: het vertrouwen in de capaciteit van onze leiders is deze week, op zijn zachtst gezegd, niet gestegen. Of ze nu in de federale regering zitten, of in een van de vele deelregeringen, want ook de nationale excellenties Geens en De Block bliezen warm en koud de afgelopen dagen. En premier Wilmès, de voorbije weken af en toe geroemd omdat ze de allure van een staatsvrouw begon te krijgen, las woensdag gewoon af van haar papiertje, zonder emotie, wat op zich goed is omdat we eerder nood hebben aan rationaliteit dan emotionaliteit, maar ook zonder empathie. Het klonk even wervend als voorlezen uit het Belgisch Staatsblad.

De oppositie zal hier garen uit spinnen, zo wordt gezegd. Vlaams Belang, met grote voorsprong, en PVDA/PTB gaven de voorbije weken het meest uit aan online-boodschappen. Strategisch niet onbegrijpelijk, maar waaróm: om te zeggen dat het beleid niet deugt, in tijden waarin enige samenhorigheid over de partijgrenzen heen wenselijk is? Die rekening kunnen ze achteraf nog maken, als de lockdown is opgeheven. Nu is het bijzonder ongepast en verwarrend.

De PS begint stilaan terug oppositie te voeren tegen een minderheidskabinet dat ze zelf heeft gesteund. Sp.a en Groen zijn wel heel stilletjes, op een paar kopstukken na. Vragen ze zich intern af of deze regeringsconstructie dan toch een democratische draak is? Hadden ze dan misschien niet beter wél steun kunnen geven aan tijdelijke volmachten en níet aan een minderheidsregering die opnieuw de eed mocht afleggen alsof er veel toekomst in deze gedoogformule zit?

Diepste dieptepunt van een week vol dieptepunten was de campagne van N-VA, waarin Antwerps burgemeester De Wever zei dat hij uitrusten op een bankje niet zou beboeten. ’t Is niet dat de advertentie gepubliceerd werd zonder zijn toestemming, want hij — in feite zijn team, maar hij is natuurlijk op de hoogte — voegde er zelf een tekstje aan toe in de sociale media: ‘Een kwestie van gezond verstand. Akkoord?’ Na de vele inbreuken op de coronamaatregelen tijdens het paasweekend kwam de dubbelzinnige boodschap als een boemerang terug. De Wever mocht het uitgebreid toelichten in Terzake. Velen verstonden dat hij een mea culpa sloeg en zich verontschuldigde. Maar als je goed luisterde, hoorde je hem alleen zeggen dat hij het betreurde dat de context verkeerd begrepen werd: hij wilde niet dat de Antwerpenaren en bij uitbreiding alle Vlamingen de regels aan hun laars zouden lappen, maar wees op het absurde van een boete voor iemand die even alleen gaat verpozen op een bankje — terloops: een mening die andere burgemeesters delen, maar zij verkozen om daar niet mee naar buiten te komen. Kortom, niet de boodschapper of de boodschap was fout, maar de boodschap was fout begrepen. Waar hebben we dat nog gehoord? Het geflipflop houdt niet op en heeft natuurlijk te maken met de coronacontext waarin het federale niveau het laatste woord heeft, een niveau dat N-VA eind 2018 vrijwillig heeft verlaten. N-VA speelt momenteel in 1B van de Belgische politiek. PS doet dat ook, maar daar hebben ze wel nog het (valse) gevoel dat ze de eerste periodetitel hebben gewonnen.

Flipfloppen is contraproductief in zo’n crisis. Velen verwijten Marc Van Ranst dat zijn boodschap vandaag anders klinkt dan twee maanden geleden, maar wie hem goed gevolgd heeft — elke dag in een journaal en minstens één duidingsmagazine —, moet toegeven dat zijn communicatie behoorlijk rechtlijnig was. Twee maanden geleden waren mondmaskers, om het daar maar weer even over te hebben, prioritair voor de zorgverleners, niet voor de man of vrouw in de straat. Dat verandert nu stilaan. Ná de lockdown zullen mondmaskers nuttig zijn.

Wie verkiest u: de rustig communicerende Marc Van Ranst of een vooraanstaand politicus die eerst zwart roept, een paar dagen later wit en die tussendoor langs vijftig tinten grijs is gepasseerd?

Nu pleiten voor méér mondmaskers in het sociale verkeer, is niet verkeerd, maar het zou geloofwaardiger zijn mocht het niet komen van lieden die anderhalve maand geleden dat hele virusje nog weglachten. Als je eerst absolutistisch en op een provocerend toontje Waarheid A verkondigt en daarna even absolutistisch en provocerend Waarheid B — u mag ze gerust ook Wit en Zwart noemen —, moet je niet verwonderd zijn dat mensen je niet prijzen om je voortschrijdend inzicht, maar dat ze je eerder zullen zien als onbetrouwbaar en opportunistisch. Wie zwijgt op het moment dat hij niet het woord heeft, zal later met meer allure kunnen spreken wanneer hij wel aan zet is.

Mensen zijn ongeduldige wezens. Een week lockdown, dat is zo eens iets anders. Twee weken lockdown, ach, dat overleven we wel. Drie weken lockdown, verdorie, de digicorder is helemaal leeg gekeken. Vier weken lockdown en de zon schijnt volop, dan voelt een kleine maar zeer zichtbare minderheid de onweerstaanbare drang om een barbecue of picknick te organiseren. Na vijf weken klinkt het geroep om het normale leven — wat dat verder ook moge betekenen — terug te hervatten steeds luider. Opiniemakers, economen en een deel van de politieke klasse wijzen op de weerslag op onze economie. Tussen de lijnen versta je: denk aan de jongere generaties en hun toekomst. (Jammer voor de oudjes die het coronavirus niet overleven, maar die gingen sowieso op korte termijn dood, dus…)

Ons geduld is op en dat wordt nog aangewakkerd door het ongeduld van wie aan het woord komt. Dat heeft te maken met een verschillende timing: media willen nu antwoorden op de vraag wat er morgen zal gebeuren, economen willen antwoorden op wat we overmorgen zullen doen, experten gaan stap voor stap. Zij zijn voorlopig, zelfs na een paar verbale uitschuivers, zowat de enige bevolkingscategorie die niet door overmoed geleid wordt. Houden zo.