De ontknoping van een, toegegeven, behoorlijk pretentieuze vierdaagse. De voetballers-Top 20 aller tijden — nou ja, van de voorbije drieënvijftig jaar — van Frank Van Laeken, who cares? Maar goed, weest opnieuw welgekomen. Zoals u intussen weet: het is een persoonlijke lijst, protest is niet mogelijk, rechtzettingen zullen niet gebeuren en wie weet zou de lijst er volgende week al lichtjes anders uitzien.

Ik voeg er meteen aan toe, dat ik op het eind afwijk van mijn zelf opgelegde beperking tot spelers die ik grotendeels zelf heb mogen volgen, op tv. Van een van de twee hieronder, heb ik namelijk zijn eerste hoogtepunten, de WK’s van 1958 en 1962, alleen maar achteraf in samenvattingen beleefd, het eerste omdat ik nog niet geboren was, het tweede omdat ik amper drie jaar oud was en het verschil tussen rechter- en linkervoet nog niet kende. In ’62 werd Pelé van het veld geschoffeld. Op het WK van 1966, mijn eerste min of meer bewust meegemaakte voetbalevenement, werd Brazilië vroegtijdig uitgeschakeld.

Voor Pelé baseer ik me dus hoofdzakelijk op dat unieke wereldkampioenschap in 1970. En op die live aanschouwde snoekduikpas — een bal die achter hem kwam voorover duikend met de hak naar een ploegmaat deviërend — op de Bosuil, tijdens zijn afscheidstournee in 1976. Voordeel dat Pelé heeft ten opzichte van Matthews, Puskás of Di Stéfano is dat er voldoende beeldmateriaal van hem terug te vinden is, ook op YouTube.

Maar goed, bij deze: 2 en 1.

***

20. Rivelino

19. Paolo Maldini

18. Romário

17. Gerd Müller

16. Michel Platini

15. George Best

14. Ronaldinho

13. Andrea Pirlo

12. Franz Beckenbauer

11. Jairzinho

10. Xavi Hernández

9. Marco van Basten

8. Ronaldo

7. Cristiano Ronaldo

6. Andrés Iniesta

5. Zinédine Zidane

4. Diego Maradona

3. Johan Cruijff

2. PELÉ. Edson Arantes do Nascimento. Had net zo goed op 1 kunnen staan, maar prijkt op 2 vanwege mijn beperkte visuele herinneringen aan de man. O Rei, de koning. Meer dan duizend doelpunten, al moet er toch eens iemand al die jeugdwedstrijden opnieuw bekijken, want het lijkt overdreven veel. Behalve zijn lucratieve uitboljaren bij de New York Cosmos speelde hij zijn hele carrière, achttien seizoenen lang, voor Santos in eigen land. Twee en een halve keer wereldkampioen (Chili-1962 maakte hij niet tot het einde mee), vijf keer landskampioen in Brazilië, winnaar van de Copa Libertadores en, als toemaatje, ook nog kampioen van Noord-Amerika met Cosmos, in zijn allerlaatste seizoen. Voordien mocht hij van de Braziliaanse regering niet in Europa komen voetballen, omdat hij als ‘nationale schat’ werd beschouwd.

Pelé dirigeerde, dribbelde, gaf assists en scoorde aan de lopende band. Maakte niet uit hoe: rechts, links, met het hoofd. Technisch briljant en razend snel. Mocht men ooit proberen de ideale voetballer te creëren in de vorm van een performante robot, zoek niet verder: inspireer hem op Pelé (oftewel: Cristiano Ronaldo met zin voor samenspel). Maar toch zijn de twee fragmenten die mij het meest zijn bijgebleven van de man, twee opvallende missers op de Mundial ’70. Tegen Tsjechoslowakije trapte hij achteloos vanop eigen helft richting Tsjechisch doel: de bal ging maar net naast. Tegen Uruguay werd hij in de diepte gestuurd, liep over de bal heen waardoor de uitgelopen keeper ook totaal verrast was, en trapte vervolgens in de draai… nipt naast. Dat de op dat ogenblik beste voetballer van de wereld kon missen was voor deze jongen van elf een openbaring. Zowaar een mens! Die later zijn kleine menselijke kantjes liet zien als minister van Sport, ambassadeur voor Unicef en Unesco, een overdreven zelfingenomen en nogal verbitterde ex-ster die de op hem gerichte spot miste.

1. LIONEL MESSI. Neen, hij heeft nooit een WK gewonnen, dat klopt. Daarmee is dadelijk het grootste bezwaar tegen de Argentijnse Vlo op nummer 1 opgedist. Bekijk zijn capaciteiten (zoals de KU Leuven onlangs deed, in een vergelijking met tijdgenoot en concurrent Cristiano Ronaldo, door Messi glansrijk gewonnen). Beste dribbelaar. Check. Snelste détente. Check. Geweldig speloverzicht. Check. Individueel top, maar ook teamplayer. Check. Man die wedstrijden beslist. Check. Sportieve speler. Check.

Bekijk die erelijst: vier keer de Champions League, tien landstitels, zes bekers, vijf keer verkozen tot beste voetballer ter wereld, zes keer Europees topschutter. Vergelijk de fameuze dribbel van Maradona tegen Engeland (1986) met de goal van Messi in de bekerwedstrijd tegen Getafe (2007). Wonderschoon. Messi is dat jongetje dat altijd als eerste werd gekozen als je op de speelplaats een elftalletje wilde samenstellen, omdat hij zo goed is, keer op keer. Messi doet dingen met een bal die je fysiek onmogelijk acht. Messi bedenkt openingen die niemand anders ziet. Mocht Messi vijftien jaar eerder zijn geboren en ook in Barcelona beland zijn, dan zou hij in het Barça van Cruijff jaar na jaar de Champions League hebben gewonnen, in een perfect een-tweetje tussen leermeester en ideale leerling. Nu kreeg hij de cruijffiaanse spelbenadering mee van diens leerjongen, Pep Guardiola.

Neen, die wereldtitel zal er niet meer van komen, en voeg er gerust aan toe dat hij ook nog nooit de Copa América wist omhoog te steken als captain van zijn nationale team. Daarvoor is hij niet goed genoeg omringd bij Argentinië, of deugen de opeenvolgende bondscoaches niet. En, ja, zelf raakt hij ook verlamd in dat nationale shirt. Mag een mens nog gebreken hebben?