“Geen
commentaar”. Gevleugelder werden zijn woorden zelden. Daarmee moesten naar
beklijvende uitspraken of tersluikse onthullingen peuterende journalisten het,
na uren in de druilerige regen gewacht te hebben, meestal stellen. Een beetje
bars geformuleerd, zo van: wat staat gij hier nog te doen, manneke? Ga toch
naar huis of naar de kroeg! Jean-Luc Dehaene was geen man van het protocol en
nog veel meer minder van de spraakmakende oneliner. “Een politicus van de
vorige eeuw”, noemde hij zich een paar jaar ver in deze eeuw. In die
vorige eeuw, de twintigste, mocht u onderweg de tel zijn kwijtgeraakt, hing in
vele huishoudens een bordje aan de wand met daarop de tekst “Spreken is
zilver, zwijgen is goud”. Ouders snauwden hun kroost nog weleens “Ge
moet zwijgen aan tafel als de volwassenen spreken!” toe. Op snerpende
toon. Zo van: zo is het en niet anders. En zo is het altijd geweest en zal het
altijd zijn. Dachten ze.

Zo was het
en niet anders. “Geen commentaar” is vandaag “Altijd
commentaar” geworden. Wachtende journalisten kunnen besloten vergaderingen
nu rechtstreeks volgen. Altijd is er wel iemand die wat er in het diepste
geheim gezegd wordt onmiddellijk sms’t of whatsapp’t naar een bevriende
reporter. Als politieke leiders uit de vergadering komen, kunnen de
journalisten hen meteen voor de voeten werpen wat ze zelf juist gezegd of
gehoord hebben. Er wordt niet meer gehengeld naar hapklare brokjes nieuws. Dat
staat al lang op de site (“Later meer…”). Of op Twitter. “Uit
betrouwbare bron vernemen we”. “BREAKING!” Soms tweet een
aanwezige zelf al wat net voordien in alle discretie besproken werd. Altijd
commentaar.

De
president van Amerika heeft altijd commentaar. Vooraf, op het moment zelf,
achteraf. Altijd. En wat zo mooi is: het is traceerbaar. Want het staat op
Twitter. Zo konden we de voorbije dagen de uitspraken van Donald Trump, de
president, vergelijken met die van Donald Trump, de kandidaat, of Donald Trump,
de grofgebekte zakenman. Wat bleek: hij spreekt zichzelf voortdurend tegen.
“Niet bombarderen, Obama, dat is niet in ons belang” van een paar
jaar geleden werd nu “Obama had al veel vroeger moeten beginnen bombarderen”.
Alles is verifieerbaar, tegenwoordig, en niemand lijkt daar wakker van te
liggen. Meningen zijn tijdelijk geworden, als dagjestoeristen op een zonnige zondag. Ze zijn met veel te veel en op het eind van de dag keren ze naar huis
terug, vloekend dat ze met zo veel zijn. De hel, dat zijn de anderen: zij
veroorzaken die file op zondagavond.

Een Vlaamse
minister citeerde uit een rapport van de Staatsveiligheid, dat ze blijkbaar
niet gelezen had. Of niet goed genoeg. Of niet helemaal begrepen. Of die mannen
die onze veiligheid moeten garanderen hadden weer eens te veel woordjes uit
cryptogrammen opgevist om hun boodschap over te brengen. Lekker geheimzinnig.
“Wij hebben dat zo niet bedoeld” werd in haar interpretatie “Ik
heb dat zo gelezen”. Achteraf volgt dan geen mea culpa en al zeker geen
“Ik heb het verkeerd begrepen”, o nee. Dat deed ze ook al niet toen
ze fout citeerde uit een rapport met armoedecijfers dat nog niet eens bij de
drukker lag. Daarin verschillen de machtigste leider van de wereld en een
minister in een regionale regering niet van elkaar. Niet toegeven, vooral: níet
toegeven! Ook al staat het zwart op wit gedrukt: mensen vergeten dat heus wel. En
de achterban pikt het. Vroeger zei men: een krant sterft elke dag. ’s Avonds
schil je er je patatten op. Vandaag sterft een mening elke dag. Het
belangrijkste is: je moet je mening in de groep gooien. Altijd commentaar! Hoe
meer meningen, hoe meer vreugd.

Spreken is
zilver, zwijgen is goud, ach, vergeet het. Roepen is brons en daarmee mag je
toch ook mee op het podium? Het doet deze oudere jongere terugdenken aan een
cabaretlied van Frans Halsema uit 1969, Roept
u maar!
Dat ging zo: Halsema zong een strofe, waarna hij “Roept u
maar!”, euh, riep naar de zaal. “Ja, roept u maar.”
“Biafra”. “Wat zegt u, Biafra? In Biafra, daar heerst honger,
dat is een grote ramp / De vrouwen en de kindertjes, die barsten van de kramp /
Ze sterven daar bij bosjes, iedereen heeft diarree / Maar, we zitten hier
gezellig en we zitten hier oké”. Roept u maar! “Negerprobleem!”
“Negerprobleem. De negers in Amerika, dat valt daar ook niet mee / Die
zitten d’r niet gezellig en die zitten d’r niet oké / Ik ben tegen
discriminatie, dat heeft geen enkele zin / Ik slaap net zo lief met een blanke
vrouw als met een negerin.”

Roept u
maar! Charlie Hebdo! Bataclan! Zaventem! Maalbeek! Nice! Chemische wapens! IS! Stockholm!
Unia! Moskee dicht! U roept, wij volgen. De Homo Politicus van 2017 is als een
cabaretier die iets oppikt uit het publiek en er vervolgens een rijmpje rond
verzint. Klinkt het niet, dan botst het. Botst het, dan is dat maar zo.

***

“Ik ga
u weer verlaten, het is weer mooi geweest / Ik moet nog even verder, ik moet
nog naar een ander feest / Ondanks alle ellende, viel het allemaal wel mee /
Want, we zitten hier gezellig en we zitten hier oké!”

***

Mijn grootmoeder
is gestorven. De bomma. 103-5-31. Op
het eind worden we allemaal gereduceerd tot een getal, of een reeks getallen.
103 jaar, 5 maanden, 31 dagen. Maar verder: geen commentaar. Zwijgen is goud.
En stilte is vaak het mooiste geluid.