De rook is
nog altijd niet om ons hoofd verdwenen, dus ontsnapt een uitspraak al weleens
aan de aandacht die hij eigenlijk zou verdienen. Minister van Justitie Koen
Geens zal er niet rouwig om zijn. Gisteravond zat hij zij aan zij met zijn
collega van Binnenlandse Zaken Jambon in Terzake.
Niet omdat ze dat zo graag deden — steeds vaker laten politici zich uitnodigen
om een goed voorbereide boodschap te brengen, steeds vaker geven ze niet thuis
als ze weten dat ze netelige vraagstukken voorgeschoteld zullen krijgen — maar
omdat het niet anders kon, na een dag vol warrige communicatie, hele en halve
leugens, geruchten en misverstanden. Aan de bitsige toon van hun antwoorden
viel op dat ze minder cynisch (Jambon) en ironisch (Geens) waren dan normaal.
En toen zei de doorgaans zo bedachtzame en in heel veel woorden weinig zeggende
Geens over Ibrahim el Bakraoui, de man die er ondanks Turkse waarschuwingen in
was geslaagd maanden onder de radar te blijven: ‘Dit was maar een van de
daders, en zeker niet de meest ondernemende in dit team. Hij was niet de spil’.

Ik proefde
de woorden. Ze gaven een vieze nasmaak. Ze waren in alle opzichten fout. Wat
zullen de nabestaanden van de twaalf dodelijke slachtoffers in Zaventem — dinsdag het actieterrein van El Bakraoui — samen
met de familieleden en vrienden van diegenen die nu nog vechten voor hun leven,
daarvan vinden? ‘Niet de meest ondernemende’? Mmm. Het deed me — in totaal
verschillende omstandigheden en zonder de persoonlijke betrokkenheid — denken
aan het relatietje van Vangheluwe.
Het minimaliseren van de feiten, gevoelloos wegdribbelen van slachtofferleed, woorden
uitspreken die de zaak alleen maar verergeren: zeer herkenbaar allemaal. In
tegenstelling tot de Brugse schurk in het lange zwarte gewaad geloof ik niet
dat Geens dit meent. Hij lijkt me een oprechte man, zonder veel
tierlantijntjes, rechtuit: kan moeilijk anders voor een Beerschotsupporter. Ik
zie het als een slip of the tongue
die anders zo gretig in cheek praat.
Maar wel een heel pijnlijke uitschuiver.

Moeten
Jambon en Geens opstappen? Sta me toe het antwoord even in het midden te
laten. Er werd in editorialen en duidende artikels verwezen naar hun voorgangers Vande Lanotte en De Clerck, die
in 1998 hun ontslag indienden omdat Marc Dutroux een paar uur spoorloos was.
Vader Tobback deed een paar maanden later hetzelfde na de dood van de
uitgewezen asielzoekster Semira Adamu, die stierf aan de gevolgen van een combinatie
van een spijtig ongeval en te veel testosteron bij haar bewakers. De drie ministers
hadden hun lessen getrokken uit een voorval van zeven jaar voordien, toen een
Palestijnse terrorist vrij rondliep in Brussel met een geldig visum en de
toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Mark Eyskens, hooghartig riep: ‘In
elk ander land zou ik ontslag nemen, maar niet in dit apenland’.

Nogmaals:
ik roep niet op tot het ontslag van Jambon en Geens, maar vergeleken met de
gevolgen van de flaters die werden gemaakt in het dossier-El Bakraoui was de
korte uitstap van Dutroux slechts een ‘fait divers’ (copyright: Freddy Thielemans).
Hoogst vervelend, maar er zijn geen 32 slachtoffers gevallen. Zo’n politieagent
die even niet goed oplet (Dutroux) of een stel rijkswachters die hardhandig te
werk gaan (Adamu), het zou niet mogen zijn, maar in dit IS-tijdperk is het totaal
onbegrijpelijk dat criminelen niet van nabij worden opgevolgd.

***

Eerder dan
een ontslag, hebben we in dit land nood aan een omslag. Nee, geen enveloppe, die stiekem met flink wat
bankbiljetten onder tafel wordt geschoven om een ambtenaar om te kopen, maar
een radicale ommekeer in de aanpak van en door onze veiligheidsdiensten. In de tijd
van Dutroux en Adamu was er nog een hevige guerre
des flics
aan de gang: gerechtelijke politie, rijkswacht en gemeentelijke
politie streden in de eerste plaats tegen elkaar in plaats van tegen de (georganiseerde)
misdaad. Door de eenmaking van de politie op 1 januari 2001 leefde de hoop dat
die harde concurrentie en de vuile machtsspelletjes die erbij hoorden, tot het
verleden zouden behoren. IJdele hoop, zo blijkt nu. Informatie wordt nog altijd
achtergehouden of met veel vertraging doorgegeven, liefst dan nog aan de
verkeerde diensten. Onze veiligheidsdiensten zullen nog eerder de zwartepiet
doorspelen dan informatie. Interne oorlogjes zijn voor sommige hooggeplaatste
personen belangrijker dan de veiligheid van de burgers.

We hebben
een omslag nodig in de mentaliteit. Er moet een einde komen aan de ziekelijke
benoemingspolitiek, waardoor op cruciale posten partijpolitieke vazallen
zitten, die hun extra ster of streep te danken hebben aan hun partijkaart en
veel minder — of helemaal niet — aan hun kunde en ervaring. Die dames en heren leggen voortdurend
verantwoording af aan de partij die hen steunt, maar niet aan het volk, terwijl
ze juist in dienst zouden moeten staan van dat volk. Politieke benoemingen
blijven een etterende wonde in het al zo verzwakte lichaam van het Belgisch
bestel, al vele decennia lang. Het is dus niet de schuld van die of gene
partij. Het is de schuld van het systeem, dat hardnekkig in stand gehouden
wordt.

Hopelijk
krijgt de onderzoekscommissie macht en ruimte om niet alleen de mate waarin
Jambon en Geens verantwoordelijk waren te bepalen, maar om het hele systeem
grondig te herbekijken. Misschien volgen er dan geen twee ontslagen, maar tien,
twintig of honderd. Dat het in semi-oorlogstijden ongepast zou zijn om
verantwoordelijken op cruciale posten ontslag te laten nemen, is daarbij een
flauw excuus. Wie onbekwaam was en is, zal dat ook blijven. Dan liever de korte
pijn.