Het moet de
meest sarcastische hashtag in Twitterland zijn: #pendelpret. Een gezamenlijke
noemer waaronder treinreizigers hun beklag doen over treinen die te laat, te
vroeg of er niet zijn. Vieze toiletten, vuile perrons, warrige communicatie
(variërend van helemaal niets tot helemaal fout). Altijd lachen, tot je het
zelf voor hebt. Hashtag NMBS.

Ik neem
weer geregeld de trein. Vooral ’s ochtends levert mij dit in principe flinke tijdwinst op: ik ben
sneller van deur tot deur, zit veilig, hoef me niet te ergeren aan andere
chauffeurs, sta niet eindeloos stil in de dagelijkse uitzichtloze file, kan
lezen, kom slimmer op het werk toe dan dat ik vertrok. Zelfs als de trein
vertraging heeft. Alleen: de trein heeft áltijd vertraging, de communicatie
ontbreekt volkomen en die tijdwinst, nou, die is verdwenen als sneeuw voor de
winterse zon, want een klein beetje vertraging vinden ze bij de NMBS maar
niets. Tot u spreekt dus een zoveelste slachtoffer van het openbaar vervoer in
België.

***

Even terug
in de tijd. Een jaar of negen geleden werkte ik in Brussel. Schaarbeek, om
precies te zijn, vlakbij het beruchte Meiserplein, beter bekend als Place
Misère, waar auto’s luid toeterend gevaarlijke maneuvers uithalen en voetgangers
tussen de gehaaste sjoemelsoftwarebestuurders moeten laveren. Ik deed anderhalf
uur over een afstand die me in theorie driekwartier had moeten kosten en
besloot dan maar eens de trein te nemen. In het nietige Tollembeek is zowaar
een treinhalte, moet u weten. Station kan je het niet noemen, een perron langs
iedere zijde met drie minuscule wachthokjes, maar ik klaagde niet: de lijn
Geraardsbergen-Mechelen bracht me vlekkeloos en meestal zelfs stipt naar
station Meiser, via een achteraflijntje, wat wellicht verklaart waarom er
zelden vertragingen waren. De trein moest namelijk niet langs de noord-zuidas
passeren. Alleen in de stations van Edingen en Halle kon je soms een paar
minuten stilstaan, omdat een intercity met een kwartier vertraging alsnog voorrang
kreeg: bij de NMBS zijn ze solidair in de vertraging. Tollembeek was de derde
halte op de lijn, wat maakt dat de trein doorgaans stipt arriveerde en vertrok. Ook toen de
kantoren van het bedrijf waar ik werkte naar Vilvoorde verhuisden, kon ik
perfect dezelfde trein blijven nemen. Iets langer zitten = iets langer lezen.
Blije passagier!

Een paar
jaar later werd die lijn brutaalweg afgeschaft, ook al zaten de treinen in de
spitsuren nagenoeg propvol. Het werd Geraardsbergen-Dendermonde en in Halle
overstappen op de trein naar Mechelen, die via hetzelfde achteraflijntje bleef
rijden. Minder comfortabel, maar ach, aanvaardbaar. Maar anderhalf jaar geleden
volgde een nieuwe slimme zet van de Nationale Maatschappij der Buurtspoorwegen
om zelfs de allerlaatste reiziger weg te pesten: de enige trein die het station
van Tollembeek — goed voor een paar honderd reizigers per dag, toch niet niets!
— nog aandoet rijdt richting Schaarbeek, door — jawel — de infame noord-zuidas.
Bovendien vertrekt hij nu in Denderleeuw, zeven stations verwijderd van het
oorspronkelijke startpunt Geraardsbergen. Tollembeek is niet langer de derde,
maar de tiende halte op de route. Gevolg: elke trein komt nu met
een paar minuten vertraging toe. Sedert ik terug geregeld in Brussel ga werken,
opnieuw in de buurt van het Meiserplein, daar onder die gigantische toren,
jawel, en de ochtendfiles alleen maar in lengte en duur zijn toegenomen,
probeer ik het toch maar weer treingewijs. Op papier is mijn verbinding
logisch: opstappen in Tollembeek om 8u12, uitstappen in Halle om 8u31, op de
trein richting Mechelen (nog altijd dat achteraflijntje, inderdaad) stappen om
8u35, kort na negenen arriveren in Meiser. Perfect haalbaar. Ik herhaal: ‘op
papier’. Alleen is die 8u12 in realiteit meestal 8u15 (of erger). Dan nog zou
ik een minuutje overschot moeten hebben, maar daar heeft NMBS twee dingen op
gevonden. Eén: mijn trein loopt onderweg steeds meer vertraging op. Twéé: zelfs
als dat niet gebeurt, is er nu een oplossing om mij toch elke keer uit mijn vel
te doen springen. ‘Mijn’ trein komt namelijk niet meer zoals tot voor kort op hetzelfde perron toe
als de aansluiting die ik moet halen. Ik weet niet of u het station van Halle
kent, maar dan moet je een hele hoge trap op (minstens één minuut) en twintig
meter verderop een hele hoge trap af (iets minder dan een minuut). Gevolg:
aansluiting gegarandeerd foetsie.

Komt daar
nog bij dat je in het station van Halle nul komma nul informatie terugvindt op
de perrons. Met wat geluk hangen er tijdschema’s in het derde of vierde
wachthokje, honderd meter stappen in de verkeerde richting. Boven hangen er ook
van die gele borden, maar dan moet je dus eerst een klimtocht aanvatten. Dat
duurt lang en bij de minste winterprik zijn de treden spiegelglad, als je al niet overhoop wordt gelopen door gehaaste mensen. Reizen is
altijd een beetje avontuur, moet u weten. Als je dan toch naar de begane grond
bent geklauterd, kom je onder een metalen constructie terecht die bedacht werd
door een goedkope architect die ergens op een rommelmarkt voor een prikje een
boek over de wereldberoemde en onbetaalbare stationbouwer Santiago Calatrava
heeft teruggevonden en daar zijn copy/paste-inspiratie vandaan haalde. Het
resultaat is een Calatrava van den Aldi.

Terug naar
de perrons: daar hangen dus geen elektronische borden met aanduidingen. En de
vriendelijke ingeblikte stem van de mevrouw die informatie over het
treinverkeer geeft, is wel te horen vier hoog in de omliggende
appartementsgebouwen, maar niet op het perron. Denk aan Rock Werchter, waarbij
de gigantische luidsprekers naar de weide achter het podium werden gericht. Vervelend voor
de koeien én de betalende toeschouwers. Je hoort iets, maar je weet niet goed
wat. Ja, ik ben dus al eens op het juiste uur in een verkeerde trein gestapt.
Pendelpret moet je verdienen, elke dag, zo redeneert de NMBS-top en dan ben ik
nog uitermate vriendelijk, want dan ga ik ervan uit dat er ‘geredeneerd’ wordt
in die kringen.

Ik stap dan
op een trein die me via het stilaan ook door u gekende achteraflijntje (denk:
Huizingen, Beersel, Sint-Job, Moensberg, Boondael, Delta, Merode) eerst naar
Etterbeek brengt, waar ik moet overstappen op een trein naar Mechelen, via
Meiser. Twee keer overstappen voor een traject waarvan de reistijd normaal 43
minuten bedraagt, het is een beetje gek, maar alla, we passen ons aan. Dat je qua
bereik de helft van de tijd pendelt van 4G naar 3G naar 0G en terug, en
telefoongesprekken daardoor quasi onmogelijk zijn, vanwege onmiddellijk
onderbroken, neem ik er dan nog voor lief bij. We zijn tenslotte nog máár 2016.

Gisterochtend
voegde NMBS er nog enkele avontuurlijke elementen aan toe. In het station van
Etterbeek stonden alle klokken stil op twintig voor vijf (terwijl iedereen toch
weet dat het voor de NMBS al een tijdje vijf voor twaalf is). Ik schoof net niet
onderuit op de gladde trap. En als toetje stapte ik op een onverwarmde trein,
bij min twee nota bene. Gelukkig was het maar voor drie haltes.

***

Over
ambetante weersomstandigheden gesproken. Op de halte van Tollembeek staat sinds
een dik jaar een betaalautomaat. Op één perron slechts: wie de andere richting
uit moet, komt beter vroeg genoeg, anders raakt ie met zijn ticketje niet eens
meer aan de overkant. Om het Expeditie Robinsongevoel niet te verstoren, staat
die automaat daar onbeschut en duurt het ellendig lang alvorens je transactie
voltooid is. Laten we zeggen: als we de tijd die het kost om een ticket uit die
betaalautomaat op het perron van Tollembeek te printen zouden vergelijken met
de tijd die je nodig hebt om een website te openen via Internet Explorer, dan
haalt Explorer het met ruime voorsprong. Bij slagregen is het haast onmogelijk
om met je vingers het scherm te doen reageren. Ofwel glibbert je vinger weg,
ofwel gebeurt er totaal niets. Betalen met cash geld kan ook al niet: alleen
bankkaarten zijn welkom. En als je de pech hebt dat nog andere reizigers een
ticketje moeten kopen, is de kans reëel dat je als illegaal de trein moet opstappen.
Akkoord, je kunt ook vijf minuten vroeger vertrekken thuis. Wij, consumenten,
passen ons immers altijd aan het gebrek aan service aan. Zo zijn wij,
kuddedieren, nu eenmaal.

***

Komaan,
NMBS, dat kan beter. Nog één zetje. Eentje maar en dan maak je ook van deze
lichtgroene jongen een ex-reiziger. En als je dan ook nog eens je best doet om
al die andere pendelaars het leven zuur te maken, dan komt het walhalla in
zicht: geen klagende passagiers meer, wegens geen passagiers meer. Dat moet de
ultieme natte droom van de directie én de vakbonden zijn. Geen gezeur meer.
Geen vervelende consumenten meer. En, jammer voor de twitteraars, geen hashtag
pendelpret meer.