‘Moet jij niet…?’

‘Ja ja, nog efkes.’

‘Maar uw afspraak is toch om…’

‘Tien uur, ik weet het. Ik zal wel een taxi
nemen, dat geeft me een halfuur extra.’

***

Het was begin december 1984, het vroor dat het
kraakte, de ijspegels stonden aan de buitenkant van het piepkleine vensterraam in de slaapkamer,
alsof ze de bewoners van het kleine appartement wilden bezweren om vooral binnen te blijven. En ik lag in
de armen van mijn nieuw lief en had totaal geen zin om op te staan voor dat
interview met de Vlaamse minister van Cultuur. Ik koesterde de warmte van het
beslapen bed. Het deed me vergeten dat ik haar japon had geleend om me door de
pyjamaloze nacht te helpen. Het hielp. (Gelukkig bestond de selfie nog niet in
de winter van Orwells jaar.)

De taxi voerde me op een kwartiertje van de
Volksstraat in Antwerpen naar een statige woning in Wilrijk, waar Karel Poma
woonde. De ontvangst was vriendelijk, al was de gastheer ook een beetje op zijn
hoede voor dat jonge journalistieke geweld. Of was het die imposante
bandopnemer die hem een beetje deed huiveren? Gewillig antwoordde hij op de
meest kritische vragen. Geen van beiden wisten we toen dat het interview nooit
zou worden uitgezonden: de lokale radio waarvoor ik werkte, FM 2000, was een
paar maanden voordien door de rijkswacht uit de lucht geplukt, zoals dat eufemistisch
heette, en ondanks een lange en deprimerende bedeltocht en ontelbare crisisvergaderingen werden
de nodige fondsen om opnieuw op te starten niet gevonden.

Zou het bandje met dat interview nog ergens
rondslingeren? Was het werkelijk zo kritisch zoals ik nu, dertig jaar later,
denk en hoop dat het was? En hoe ironisch kan de geschiedenis knipogen, als je
weet dat deze man kort daarna de vrije radio’s zou legaliseren?

***

Karel Poma is dood. Hij wordt nu door liberale
vrienden en politieke commentatoren geroemd als een vooraanstaand liberaal, een
matchmaker achter de schermen, de man
die de Antwerpse afdeling van de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang
belichaamde en die ook bij de Vlaamse Liberalen en Democraten nog een flinke
vinger in de pap hield. (Zou hij stilletjes geweend hebben in zijn studiekamer,
toen de Open VLD bij de
gemeenteraadsverkiezingen van 2012 in Antwerpen kleiner was geworden dan Groen en PVDA+?
Heeft hij zich geërgerd aan die ‘Open’, alsof er ook zoiets bestaat als een ‘Gesloten’ VLD? Vond hij die ‘Mensen hebben vleugels’ wel een goede slogan?)

Poma wordt geloofd omdat hij de drijvende
kracht was achter de oprichting van het MuHKA, het Museum voor Hedendaagse
Kunst op ’t Zuid. Ik wil dat best
geloven. Hij heeft mee stenen in de omroeprivier verlegd om de komst van een
commerciële televisiezender mogelijk te maken. Klopt. Hij wordt ook geroemd voor zijn
rol in het uitbouwen van het kunstencentrum deSingel, al werd dat gebouw
geopend in 1980, een jaar voor Poma cultuurminister zou worden.

Ik wil gerust aannemen dat de vrijzinnige
humanist, de sociale liberaal en de bevlogen democraat Poma een belangrijke rol
heeft gespeeld. Toch kan ik er niet aan doen dat er, naast dat vraaggesprek van
al bij al nauwelijks driekwartier, slechts drie zaken door mijn hoofd spoken
als ik aan hem denk: dat hij tijdens een plechtige toespraak om de opening van
tien nieuwe bibliotheken te openen elf plaatsnamen vermeldde (hij hield Erpe en
Mere gescheiden), dat hij een vraag om subsidies voor een Ensortentoonstelling
in Oostende probeerde af te wimpelen met de opmerking dat hij geen zin had om
een expositie van een Engelse schilder te steunen en dat hij mij inspireerde
tot de alleen in beperkte kring gebruikte slogan ‘Met Karel Poma ligt de
cultuur in een coma’. Of had ik die toch van een spandoek op een protestmars
geplukt?

Hij ruste zacht, de man die in de jaren
zeventig de allereerste staatssecretaris voor het Milieu werd, nadat hij eerst
een opmerkelijk boekje had gepubliceerd onder de veelzeggende titel Knoeien met ons leefmilieu, en wiens
laatste grote daad voor zijn partij erin bestond om Jean-Marie Dedecker mee de
deur te wijzen.

***

Ik vermoed dat de ministerpost van Cultuur altijd de
laatste is die wordt ingevuld bij de formatie van een Vlaamse regering. Dat moet ongeveer zo in zijn werk gaan.

‘Och ja, we hebben nog iemand nodig voor
Cultuur. Dedju, toch.’

‘Zou Karel dat niet goed kunnen?’

‘Wie, ik? Ik ben meer een man van het milieu.’

‘Allee, Karel, gij hebt toch al eens een film
gezien.’

‘Ja, Doctor
Zhivago
, heb ik gezien, een jaar of tien geleden, denk ik.’

‘En gij gaat toch regelmatig naar
tentoonstellingen?’

‘Ah ja, ik ben vier jaar geleden nog naar de
grote Rubenstentoonstelling geweest. Allee ja, ik was uitgenodigd hé. Gratis en zo.’

‘Gij wordt minister van Cultuur, Karel, ge
gaat dat goed doen!’

***

Leo Tindemans is dood. De populairste
politicus uit onze vaderlandse geschiedenis. Er is een cijfer om dat te staven:
983.000. Het aantal voorkeurstemmen dat de christen-democraat in 1979 behaalde
bij de Europese verkiezingen. Hij kon ze niet verzilveren. Het doet denken aan
de verkiezingsoverwinning van Yves Leterme in 2007. Ook die kon zijn 796.521
voorkeurstemmen niet omzetten in reële macht. Daar houdt de vergelijking dan
ook op, want Tindemans vergelijken met Leterme is een belediging voor de
overleden staatsman. Hij was een Leterme-mét-inhoud. Of laten we ’t omdraaien:
Leterme is een Tindemans-zonder-inhoud.

‘Met deze man wordt het anders’. Ik zie nog zo
de verkiezingsaffiche uit 1974 voor me. Een zwart/wit foto en een slogan. Geen
naam. Dat hoefde ook niet. Het volk kende Tindemans, al kende Tindemans het
volk niet echt. Hij sprak hoofs en afstandelijk. Stijf in de leer. Keurig
rechtop staand. Asceet. Wars van populisme en toch bijzonder populair, il faut le faire. Een politicus uit lang vervlogen tijden, dus.

Toch zou de glorieperiode van de man die in
1965 burgemeester van Edegem en in 1968 minister werd zich beperken tot, naar
boven afgerond, vier jaar en twee regeringen onder zijn leiding, in een tijd
dat we daar nog niet ‘federale’ moesten voor zetten. Twee archiefbeelden
blijven er van hem over. Uit 1975: schaars geklede Congolezen die met een accent dat het midden hield tussen charmant en bespottelijk ‘Viva
bomma, patatten met saucissen’ zingen tijdens een galadiner dat ter ere van de
vooraanstaande Belgische gasten werd georganiseerd door de vreselijke Mobutu
Sese Seko, waarbij je onze eerste minister in elkaar ziet krimpen van
plaatsvervangende schaamte. Uit 1978: driftig en toch ook plechtstatig zwaaiend
met een papier op het spreekgestoelte van de Kamer, tierend dat de grondwet
geen vodje papier is en dat hij naar de koning gaat om het ontslag van zijn
regering aan te bieden. Een man met principes. Een man die vond dat er te veel
macht bij de partijvoorzitters lag ten tijde van dat verdoemde Egmontpact, maar
die nog geen jaar later zelf voorzitter van de CVP zou worden. Een man die in de
jaren tachtig als minister van Buitenlandse Zaken ‘atlantist’ werd genoemd,
havik onder de haviken, trouwe vazal van Reagan, Thatcher en NAVO, en die in
die hoedanigheid tegen de wil van vele honderdduizenden landgenoten en nog voor
het parlement er had over kunnen stemmen, kruisraketten liet overvliegen om ze in
Florennes te installeren.

Ook hij moge in vrede rusten.

***

94 en 92, het zijn mooie leeftijden om te
gaan. Twee staatsmannen, twee principiële politici, twee heren van stand die
zich de jongste decennia buitenaardse wezens moeten hebben gevoeld met die
opstoot van populisme en volksverlakkerij. De politiek van vandaag was niet hún
politiek. Zij hielden nog afstand tot het volk, spraken keurig Nederlands,
verketterden hun tegenstanders niet in de media, lieten zich niet zien in
tv-spelletjes (die waren er al wel en ze waren minstens even flauw als die van
nu, maar gelukkig nog zonder politici in de hoofdrol). Beide ministers van Staat dateerden
nog uit een tijd dat het volk opkeek naar Meneer de Polletieker, Meneer
Pastoor, Meneer de Onderwijzer en Meneer de Notaris.

Meneer Tindemans en Meneer Poma, zo mogen we
hen blijven noemen, ondanks hun tekortkomingen en de kritiek die ik, stuurman
aan de wal, in deze alinea’s heb neergepend. Hulde aan zoveel standvastigheid
en karaktersterkte. Ze overleden met nauwelijks vierentwintig koude winteruren
tussenpauze. Hun dood lag zo dicht bij elkaar dat De Standaard hen vandaag abusievelijk verstrengelde tot ‘Pomans’.

***

Ministerren komen, ministerren gaan. Alleen
Mark Eyskens blijft bestaan.