Gratis bestaat nu ook officieel niet meer.
Vanaf september volgend jaar moeten 65-plussers betalen voor hun jaarabonnement
op De Lijn. Eerder al, in februari 2015, moet ook al wie jonger is dan elf betalen. Het gratis-beleid van Steve ‘Stunt’
Stevaert wordt daarmee ten grave gedragen: gratis, voor een aantal reizigers,
maar niet voor de Vlaamse overheid, want iemand moest natuurlijk al die jaren de rekeningen betalen.

Vijftig euro betalen jonkies en oudjes
binnenkort. Dat is vijftig euro meer dan tot nog toe. Dat is ook nog altijd
zo’n tweehonderd euro minder dan wat mensen in de leeftijdscategorie 12-64
jaarlijks dokken. Als je die vijftig euro verdeelt over het aantal weken in een
jaar, valt het eigenlijk allemaal nog best mee: minder dan een euro per week,
dat is niet onoverkomelijk, zeker wanneer je beseft dat je de echte sukkels –
de senioren die de dubbele pech hebben dat ze met hun gezondheid sukkelen én
moeten leven van een klein pensioentje – zelden of nooit op tram of bus zult
zien. Te hectisch, te moeilijk bereikbaar, te gebruiksonvriendelijk voor mensen
op gevorderde leeftijd.

Veel wereldvreemder vind ik dat een
individueel ticket voortaan drie euro moet kosten en dat ook de prijs van een
ticket in voorverkoop of via sms een pak duurder wordt. Als je een
tienrittenkaart koopt, wat ik zelf geregeld doe, kost die je over tweeëneenhalve maand 14 in plaats van
10 euro, een prijsverhoging met maar liefst 40%. Dát werkt ontmoedigend.

Maar het allergrootste probleem van De Lijn
blijft de dienstverlening, zeker als je, zoals ik, op de buiten woont. Gelukkig
is er op tien minuten stappen een treinhalte die mij om het uur naar de
beschaafde wereld voert, één keer per dag zelfs tot in het verre Antwerpen.
Zonder die treinverbinding zou ik al mijn verplaatsingen met de wagen moeten
doen, niet omdat ik zo verknocht ben aan die vervuilende automobiel, maar
omdat ik anders nergens geraak. “Had je maar niet tien kilometer voorbij het
bordje ‘Einde beschaving’ moeten gaan wonen”, zult u misschien opwerpen. Tja. Ik zou
heel graag al mijn verplaatsingen met het openbaar vervoer maken.

Als ik van bij mij thuis naar de Grote Markt
van Brussel wil en ik vertrek om tien voor acht ’s ochtends op een weekdag,
dan doe ik daar met de wagen in de drukke ochtendspits ongeveer een uur tot 75
minuten over. Met de trein is dat, van deur tot deur, iets meer dan vijftig
minuten. Ik kom in dat geval ook minder gestresseerd toe. (Ik speel natuurlijk vals: als ik
schrijf ‘kwart voor acht’ weet ik dat net ik op tijd arriveer om die ene trein
om het uur te kunnen nemen. Stel dat ik ’twintig over zeven’ zou nemen als
voorbeeld, dan moet ik een halfuur extra rekenen voor mijn
trein/wandel-combinatie…)

Met de bus wordt dat helemaal een onmogelijke opdracht.
Ongeveer één bus om het uur, tien kilometer verderop overstappen, wat vooral betekent:
uitstappen en in de kou/de hitte/de regen/de sneeuw/whatever wachten. Aan de rand van Brussel opnieuw overstappen op de metro.
Reistijd: ik heb het nog niet berekend, maar anderhalf uur lijkt me een zeer optimistische schatting.

Het probleem van De Lijn zit ‘m niet in een
gebrek aan vraag (te weinig reizigers), maar in een lamentabel aanbod (te
weinig bussen, te weinig rechtstreekse verbindingen, te lange wachttijden voor
het overstappen). Er zijn voldoende potentiële reizigers, geloof me, maar ze
zijn nu onzichtbaar in de statistieken van de Trein-, Tram- en Bus-gebruikers,
omdat ze niet bediend worden. Dus nemen ze toch maar de auto om zich, o zo
voorspelbaar, vast te rijden in de dagelijkse file, een miserie waar je je
horloge op gelijk kunt zetten, maar waar helaas voor velen geen volwaardig alternatief voor bestaat.

De Vlaamse overheid zou moeten durven investeren
in openbaar vervoer in plaats van bij elk nieuw regeerakkoord het aanbod verder terug te laten schroeven. Op de duur gaan zelfs de diehard believers in het
openbaar vervoer verplicht zijn om zich een auto aan te schaffen. (Of ze gaan
in de stad wonen, maar dat zorgt dan weer voor andere problemen, zoals stijgende levenskost.) Als het
aanbod volwaardig zou worden, zou de vraag gestaag stijgen, daar ben ik van
overtuigd. Maar dan moet je ook durven om een paar jaar de statistieken met
hooguit één oog te bekijken, werken aan een mentaliteitswijziging en het
alternatieve vervoer erin blijven pompen, tot het tot de bevolking doordringt. Bewustmaking is een taak van de overheid.

Openbaar vervoer is in dit vrolijke land al
decennia, onder welke bedwindsploeg ook, een stiefkind, zo eentje dat men in de
hoek zet en aan zijn lot overlaat. Omdat dat kindje door te weinig beweging
dikker is geworden, wordt het naar de Weight Watchers gestuurd. Nu is het een
slanke, zeg maar: magere, jongen geworden. Vel over been, ziet er bleekjes uit,
zullen we de dokter bellen? Of meteen maar de begrafenisondernemer?

Aan De Steeds Slanker Wordende Lijn hebben
bewuste reizigers op dit ogenblik weinig of niets en de vooruitzichten zijn
somber, héél somber. Misschien kan Vlaams minister van Mobiliteit Ben Weyts
daar eens over nadenken in plaats van goedkope grapjes te maken over Maurice
Lippens die zich wel een betalend jaarabonnement kan veroorloven. Enkele van zijn
andere bevoegdheden (Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme) indachtig zou hij
er bijvoorbeeld voor kunnen ijveren dat mensen zoals ik, koele minnaars van het
huidige openbaar bus- en tramvervoer, straks snel en efficiënt in de bewoonde
wereld geraken, zodat ik de grootste pleitbezorger van De Lijn kan worden.
Ik zou er met plezier één keer per week een positief stukje over willen schrijven op deze plek.