Patrick Janssens wordt algemeen directeur van
KRC Genk. Verbazing alom (“Wát?”). Ergernis erbovenop (“Een
sos!”). Of hoongelach (“Die kent niks van voetbal!”). Ja, de
reacties logen er gisteravond niet om. Wie het voetbal niet volgt, kent op zijn
minst de ex-reclameman, -partijvoorzitter en -burgemeester, en denkt: heeft
die echt geen betere vooruitzichten in het leven? Wie het voetbal wel volgt,
valt steil achterover, en denkt: die komt toch uit een totaal andere wereld?
Wie zelf in het voetbal zit, lacht zich een breuk, en denkt: we zullen eens
zien hoe lang dat mannetje het zal volhouden. Want op het WK Navelstaren zijn
de bestuurders uit onze voetbalwereld topfavoriet.

Het is heus niet zo dat Janssens’ eerste
beleidsdaad erin zal bestaan dat KRC Genk voortaan alleen maar over links zal
aanvallen. Of dat ze in het paarswit zullen spelen, zoals Janssens’ originele
voetballiefde, Beerschot. (Smaak heeft ie trouwens wel, hij supportert voor
Beerschot én Tottenham Hotspur, veel juister kan een combinatie niet zijn!). Ik
vermoed ook niet dat de naam van de club snel zal veranderen in krc.a Genk.

Neen, deze beroepsscepticus zegt: geef het een
kans. Geef hém een kans. Ons voetbal kan wel wat originele ideeën gebruiken.
Ons voetbal heeft nood aan nieuwe gezichten, verfrissende invalshoeken en
out-of-the-box- in plaats van box-to-box-denkers. Ons voetbal moet dringend
afstappen van dat bekrompen ‘Eigen volk eerst’-gedachtengoed.

Al zal het moeilijk zijn. Janssens zal moeten
opboksen tegen zijn eigen verleden en de conservatieve, ja, zelfs reactionaire
krachten die nog altijd oppermachtig zijn in ons enggeestige voetbalwereldje. Al wat
hij doet zal onder een vergrootglas gelegd worden. Supporters zullen nog minder
geduld met hem hebben dan met zijn falende voorgangers, die nu eenmaal krediet
kregen omdat ze allang in het voetbal actief waren en alleen maar daarom.

***

Eerlijk gezegd begrijp ik de aanstelling van
Patrick Janssens veel meer dan die van Alex McLeish als nieuwe trainer. De
55-jarige Schot was uitgerangeerd in het Britse voetbal, na mislukte avonturen
bij Birmingham City, Aston Villa en Nottingham Forest. Hij ziet eruit als een
echte Schot: ros haar, bleek gezicht, sproeten. Als speler was hij een centrale
verdediger, het type dat er zijn hoofd voor legde als dat nodig was om een
tegendoelpunt te voorkomen en dat voor de rest de ballen naar voren keilde. Een
kicker en rusher.

77 interlands speelde McLeish voor Schotland,
dat zijn 67 wedstrijden meer dan hij er in 2007 als Schots bondscoach mocht leiden.
Voordien was hij twee keer kampioen geworden met Glasgow Rangers, een club die
rond de eeuwwende zelfs met een aap-met-een-hoed-op als coach de titel zou
behaald hebben in die twee-ploegen-competitie (die na het financiële debacle van Rangers een één-ploeg-competitie is geworden). Met Birmingham promoveerde hij twee keer
naar de Premier League, gevolgd door even veel degradaties. Hij won er wel de
League Cup mee in het seizoen dat de club voor de tweede maal zakte. Bij Aston Villa werd hij vervolgens
uitgespuwd door de eigen fans omwille van het defensieve voetbal. De club kon
zich ternauwernood handhaven in de Premier League en McLeish moest opstappen.
Volgde nog een verblijf van precies veertig dagen bij tweedeklasser Nottingham
Forest, waar hij ‘in gezamenlijk overleg’ vertrok. Na anderhalf jaar werkloosheid
strijkt hij nu neer in Genk.

Ik weet niet wat ik moet denken van KRC Genk.
Aan de ene kant durven ze, door een buitenstaander algemeen directeur te maken.
Aan de andere kant lijkt de aanstelling van McLeish een geval van
paniekvoetbal. Zijn er dan echt geen betere trainers te vinden in eigen land?
Als een Schot van 56 de sportief zieltogende club moet redden, waarom dan geen
Belg van 62? Ja, ik heb het over Hugo Broos, drie keer kampioen geworden (dat
zijn twee titels meer dan Georges Leekens, om maar iets te zeggen, maar ook één
meer dan McLeish), vier keer verkozen tot trainer van het jaar, de man die
Kompany en Vanden Borre lanceerde bij Anderlecht en nu blijkbaar alleen nog
maar goed bevonden wordt om een Algerijnse club met razend gevaarlijke fans te leiden.
Tja, dat navelstaren.

***

Wordt Patrick Janssens niet eens het voordeel
van de twijfel gegund, dan staat nu ook die andere ‘buitenstaander’, Steven
Martens, in het centrum van een niet zo prettige belangstelling. Verkwister,
graaier, profiteur, zijn visitekaartje puilt uit. Reden: de bond heeft meer dan
400.000 euro te veel uitgegeven in Brazilië en Martens en zijn acolieten hebben
voor zichzelf aardige bonussen bedwongen.

Die 300.000 euro die de voetbalbond moet
betalen voor het nooit afgezegde hotel voor de spelersvrouwen is inderdaad een
belachelijke uitgave, waarvoor iemand zich zal moeten verantwoorden. Daar moet
je Martens echt niet van overtuigen. Die andere 100.000 euro werd gespendeerd
om het hotel van de Rode Duivels te vrijwaren van andere hotelgasten. Dronken
Russen, bijvoorbeeld. Mij lijkt dat geen gekke redenering. Beeld je de krantenkoppen
in wanneer onze helden in de eerste ronde verloren zouden hebben van Rusland
omdat ze al een paar nachten niet hadden kunnen slapen door de lallende
vodkavrienden die ’s nachts door de gangen dwaalden; het zou de bond kwalijk
zijn genomen dat ze dat niet voorzien hadden. De Duitsers lieten zelfs een
hotel en trainingskamp op maat bouwen, dus… En die bonussen, ach: willen we een moderne voetbalbond die wordt geleid volgens moderne methodes of moet het dan toch een amateuristische bejaardenvereniging blijven? (Wat niet belet dat het financiële reilen en zeilen binnen de bond kritisch onderzocht mag worden!)

Janssens zal nog aan den lijve ondervinden wat
Martens nu meemaakt: kortzichtigheid regeert in Voetballand, jaloezie is een
sterke drijfveer onder navelstaarders, als er vernieuwers in zicht komen
klitten de oude machthebbers samen. De modernisering van het Belgische
voetbalwereldje is een werk van bijzonder lange adem. Er gaat veel geld om in
het voetbal, maar toch worden vele clubs nog altijd geleid als vzw’s:
verenigingen zonder winstoogmerk (wat in vele gevallen op sportief vlak best een
accurate omschrijving is, maar dit geheel terzijde).

Het voetbal zou nieuwkomers moeten omarmen,
hen kansen geven, samen zoeken naar een uitweg uit de impasse. Al zijn, zoals
bij de transfers van spelers, niet alle nieuwe gezichten aanwinsten, moet ik toegeven. Ik mocht
het zelf drie seizoenen geleden meemaken in mijn tien maanden en nog wat dagen
bij een teloorgegane Antwerpse club, waar de dynamische en enthousiasmerende
voorzitter, een projectontwikkelaar die voordien nauwelijks met het voetbal in
aanraking was gekomen, achteraf bekeken een dorpsgek bleek die in zijn eigen
bescheiden voetbalcarrière iets te vaak met zijn hoofd tegen de doelpaal moet zijn gelopen. Dat soort figuren moet je op een afstand houden. Halve zolen lopen er al genoeg rond in de bestuurskamers.