“Na het weekend van 8-9-10 oktober jl. met z’n 29
verkeersdoden en ettelijke zwaargewonden gingen sommige regeringspartijen op
het gaspedaal staan. Met beide voeten nog wel, zodat de pers er de nodige
aandacht aan moest schenken. Telkens weer vergeten politici en pers de hamvraag
te stellen: gaat het met die toenemende belangstelling om een eerlijke
bekommernis voor een uit de hand gelopen verkeerssituatie of is het de
zoveelste uiting van misplaatste pre-electorale stemmingmakerij?”

U hoeft niet ongerust terug te bladeren naar begin oktober
vorig jaar, beste lezer, deze flard tekst was de intro van een bijdrage die ik
op 4 november 1993 (!) schreef voor het weekblad Markant, ondertussen al lang ter ziele gegaan. Het aantal
verkeersdoden is intussen flink gedaald, en maar goed ook!, maar het verkeer
blijft een heikel punt van permanente discussie. Mijn twee pagina’s lange bijdrage kreeg
toen de titel ‘Hoe de macht van Koning Auto aan banden leggen?’, met als
ondertitel ‘Radicale ingrepen a.u.b.’, en zou ik vandaag nog altijd kunnen
hanteren. Helaas.

***

Zondagmiddag ging het in De
Zevende Dag
over het Oosterweeltraject, dat hete hangijzer dat als een
schoolvoorbeeld van politieke procrastinatie van Vlaamse regering tot Vlaamse
regering wordt doorgeschoven, en het algemeen verkeersbeleid, in de visie van
N-VA en LDD, die laatste bij monde van Mister LDD himself. Jean-Marie Dedecker is geboren met een zware voet en vindt
dat hij die vervelende handicap mag omzetten in een dagelijkse slechte
gewoonte. De rest moet zich maar aanpassen aan zijn wangedrag. Zo gaat dat met brulboeien.

Telkens er gedebatteerd wordt over ‘het verkeer’, of dat nu
in de jaren zeventig was, in 1993 of nu, gaat het over de auto, met hier en
daar een voetnoot over het openbaar vervoer. Het gaat dan over méér wegen, bétere
wegen, pechstroken die worden ingezet als extra rijvak, tol betalen, tunnels
graven of bruggen bouwen. Uiterst zelden lees of hoor je een coherente visie,
een totaalbeeld dat verder reikt dan de eerstvolgende waan van de dag.
Verkeersbeleid is in ons land gericht op de korte termijn, niet op de lange,
zoals het zou moeten.

Dat het Autosalon de best bezochte beurs van dit land is en
dat je in de weken na dat evenement een toename van het aantal auto’s
vaststelt, is iets waar niet meer bij stilgestaan wordt. Want stilstaan is
achteruitgang, weet u wel. In de files, die in de tijd van mijn artikel uit
1993 al bij al nog beperkt bleven in vergelijking met vandaag, sta je echter
elke dag stil, op dezelfde plek, omringd door dezelfde andere automobilisten,
dezelfde vervloekingen uitspuwend. Gewoontedieren zijn blijkbaar ook aan hun
diepste ergernissen gehecht. Geeft dat houvast, misschien?

***

‘Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat België het land
van de verkeerspsychopaten is. We zitten met het zwaarste relatieve dodencijfer
van de EG, een slechtere reputatie dan de Fransen (!), de Grieken (!!), de
Italianen (!!!) en de Portugezen (!!!!). Elke dag weer merk je fundamentele
inbreuken tegen de verkeerswetgeving en ik heb het dan weer niet uitsluitend
over de zogenaamde snelheidsmaniakken.’ (FVL, november ’93)

***

Als politici en deskundigen het over het verkeer hebben,
gaat dat altijd gepaard met een louter kwantitatieve benadering. Ha, meneer
heeft te veel gedronken? Kijk eens aan, meneer reed tien kilometer per uur te
snel? Boete! Strenge straffen! (En grotendeels terecht, overigens, maar wel
eenzijdig.)

Natuurlijk moet je grenzen trekken en bepalen waar je
maximaal 30, 50, 70 of 120 per uur mag rijden, maar het is al te makkelijk om
op een rustig tijdstip bij perfecte weersomstandigheden iemand te beboeten
omdat ie vijf kilometer te snel heeft gereden, terwijl veel zwaardere fouten
nooit worden bestraft omdat het om kwalitatieve overtredingen gaat.

Hét probleem in ons verkeer is volgens mij dan ook kwalitatief. Er
wordt niet goed genoeg gereden. Als je veel chauffeurs bezig ziet, zou je
denken dat richtingaanwijzers tegenwoordig tot de opties behoren. Neen, geef
mij maar zetelverwarming, die pinkers
hoeven niet, mensen zien wel wat ik doe hé. Als ze een flitspaal zien remmen de
meesten automatisch af, ook al rijden ze op dat moment 60 waar 70 de limiet is. Ze hebben er dus geen idee van hoe snel ze in werkelijkheid rijden. Aan het
gedrag op de weg van vele chauffeurs te zien is ook de achteruitkijkspiegel een
vervelend onderdeel van de auto geworden, hooguit goed genoeg om een mascotte van de favoriete voetbalclub aan te
bevestigen.

Ik zie constant chauffeurs afremmen en dan – in het beste
geval – aangeven welke richting ze zullen inslaan, de omgekeerde volgorde dus. Ik erger me blauw aan mensen
die veel te traag rijden (50 als 70 mag) of veel te snel. Ik vervloek de muren-van-camions
die vrachtwagenchauffeurs optrekken op onze snelwegen, waardoor je nauwelijks
nog je afslag kunt nemen, tenzij je kilometerslang tegen 100 per uur op het
eerste rijvak wil rijden tussen de vieze lucht uitstotende mastodonten in.

***

‘Je hoeft geen IQ van 180 te bezitten om te concluderen dat
het zo niet verder kan. De huidige verkeerschaos is het topje van de
beschavingsijsberg, als we niet snel ingrijpen dreigt de complete neo-liberale
verloedering. ‘Vrijheid blijheid’ kan in principe mooi klinken, maar als alleen
de vrijheid overblijft moet er ingegrepen worden. Het begrip ‘vrijheid’ is niet
rekbaar tot in het oneindige.’ (Ik, toen ik een pak jonger was)

***

Wist ik in 1993 veel dat de files van toen nog maar het
tipje van de ijsberg waren en dat de Titanic (de vele duizenden auto’s die op
elkaar geprangd hun dagelijkse favoriete file trotseren) er blind op af blijft
varen. We rijden ons vast, we klagen daarover en we doen daar vervolgens…
niets aan.

In ’93 werd er al gepraat over een rijbewijs-met-punten, het
invoeren van een wegenvignet en het strenger belasten van vervuilende wagens.
Er zijn wat maatregelen genomen, dat klopt, maar het was too little en in sommige gevallen zelfs too late. En als er dan al drastisch werd ingegrepen, gebeurde dat
ondoordacht, met een schrijnend gebrek aan visie.

Als ik naar mijn huis in Tollembeek rijd, kan ik dat via
drie mogelijke routes doen. Op de Ninoofsesteenweg, van Dilbeek tot Eizeringen,
is het verkeer druk en stuit je op talloze verkeerslichten. Je krijgt er ook al
te vaak te maken met chauffeurs die het linkerrijvak tegen 50 per uur claimen
omdat ze vijf kilometer verderop links moeten afslaan. En toch: al bij al gaat
dit nog vlotter dan de andere mogelijkheden, want via Ternat, bijvoorbeeld, kom
je in een ronduit waanzinnige verkeerssituatie terecht. Zwaar en licht verkeer
dat door een smalle dorpskern moet, fietsers die vogelvrij verklaard worden en
dan ook nog eens een vrij drukke spoorlijn waardoor er geregeld oponthoud is
voor een gesloten bareel. Als er al over nagedacht is over die situatie, kan
het nooit lang geweest zijn. Of nuchter.

De derde route voert me over Sint-Maartens-Lennik, waar
enkele jaren geleden voor vele miljoenen euro’s infrastructuurwerken in het
centrum hebben plaatsgevonden. Voorheen had je er tijdens de spitsuren lange
rijen van wachtende auto’s. Vandaag heb je er tijdens de spitsuren lange rijen
van wachtende auto’s. Tja, dan kan je net zo goed géén werken laten uitvoeren
en het geld voor nuttiger zaken gebruiken. Ondoordachte verkeerswerken zijn
even erg als géén verkeerswerken. Wat zeg ik: érger, want ze slorpen veel
overheidsgeld op.

***

‘De postmodernistische mens zal moeten leren leven met
begrenzingen aan zijn absoluut geachte vrijheden, vooral dan als ecologische
vraagtekens opduiken en er een sociale dimensie aan vastgeknoopt zit’, zo
eindigde ik mijn stuk in het najaar van 1993.

Twintig jaar en zes maanden later doe ik morgen een poging om wat samenhangende ideeën aan te reiken, al lijken die al bij al toch
heel sterk op wat ik destijds neerschreef. Het autoverkeer ontmoedigen, inzetten
op openbaar vervoer en binnenscheepvaart, strenger waken over de kwaliteit van
het auto-rijden, de vervuiler (nog) meer laten betalen.