Jeugdherinnering: wanneer de schoolmeester een vraag stelde
waarop ik honderd procent zeker het antwoord wist (of dacht te weten), stak ik
altijd overdreven enthousiast mijn rechterarm omhoog, in een pose die het
midden hield tussen een Romeinse groet, het dringend wenken van de hulpdiensten
als er iemand in je omgeving is flauwgevallen en het sacrale moment waarop
een kogelstoter de kogel in zijn nek deponeert om die vervolgens zo ver
mogelijk weg proberen te werpen. Als ik het antwoord niet wist, probeerde ik me zo klein
mogelijk te maken, in een bolletje, zo dacht ik, wat dat verder ook visueel
moge betekend hebben in het geval van een al heel jong behoorlijk opgeschoten vlegel.
Dat deed ik overigens ook wanneer ik, per hoge uitzondering, mijn eigen kennis te
hoog had ingeschat; ineenkrimpen en knalrood worden. Zie mij niet, alstublieft. ZIE. MIJ. NIET!

Soms heb ik die reflex nog. Iemand stelt een vraag en ik wil
dan het beetje kennis dat ik bezit met graagte etaleren. Dat durft wel eens
tegenvallen. Zo was ik twee weken geleden mee op een perstrip naar het
zuid-oosten van Engeland om er kennis te gaan maken met de plekken die tijdens
de Eerste Wereldoorlog van belang waren geweest. DFDS Seaways organiseerde die trip (sponsormomentje!),
die ons eerst per ferry van Duinkerke naar de ‘white cliffs’ van Dover bracht
en dan per auto met het stuur aan de verkeerde kant over Engelse wegen voerde.

Voordeel van zo’n VIP-behandeling: je mag wat meer, ook al
ben je in het dagelijkse leven een Jan Modaal. Dus werd het gezelschap van acht
persmuskieten uitgenodigd op de brug, waar de kapitein ons opwachtte. Ik had me
die heilige scheepsruimte de helft zo groot voorgesteld en het roer het dubbele
van de reële omvang. In werkelijkheid kwamen we in een soort balzaal met zicht
op zee terecht en had je een vergrootglas nodig om dat stuurwiel te kunnen
ontwaren, kleiner dan het stuur van een botsauto op de kermis was het.

Eén van de officieren die ons rondleidden en wiens naam en rang ik
alweer vergeten ben, liet ons turen over de Noordzee, waar behoorlijk wat traffic te bespeuren viel op een bewolkte
zondagochtend met een schier rimpelloze zee. En toen tuinde ik erin, zoals ik
dat als jonge snaak, toen Frank nog een Franky was, iets te vaak had gedaan. De man
wees op een vissersboot en vroeg: “Hoe ver denk je dat die van ons
verwijderd is?” Nog vóór mijn hersenen ‘Let op, dit is een strikvraag!’
hadden kunnen fluisteren, zei mijn mond spontaan ‘Tweehonderd meter?’. Dat
vraagteken zet ik er nu even bij, maar ik denk dat het in realiteit flukser en
overtuigender klonk, eerder met een uitroepteken erachteraan. De man keek op de
radar en zei met tongue-in-cheek “One point two mile”.

Ik laat het aan u over om op te zoeken hoeveel een zeemijl
bedraagt in kilometer. (Tip: het is meer dan tweehonderd meter.) Ik stapte zo onopvallend mogelijk achteruit, deed alsof ik in die imposante ruimte plots iets ontzettend interessants
had gezien en maakte me zachtjes uit de voeten. ‘Tweehonderd meter, waar zat je
verstand?’, vroegen mijn hersenen terloops. ‘De beste stuurlui staan aan wal’,
beet ik hen tandenknarsend toe.

***

Het verslag van die reis moet u binnenkort maar lezen in een
Vlaamse courant. Wat ik u nu al kan vertellen: de typische huizen, straten,
pubs, dorpspleinen en manshoge hagen, die de weelderige en goed onderhouden tuinen
van het gezichtsveld moeten onttrekken, die u in alle Engelse feuilletons, van Morse tot Midsomer Murders, te zien krijgt, bestaan écht. En ze zijn
alomtegenwoordig.

In het onooglijke dorp Arundel, tweeduizend vijfhonderd
inwoners, kwamen we te weten dat daar de hertog van Norfolk in het imposante
twaalfde-eeuwse kasteel huist. Niet zomaar een hertog, die van Norfolk, maar
zowat de belangrijkste edelman na de royal
family
, want deze man is verantwoordelijk voor koninklijke uitvaarten en
dat soort vrolijke activiteiten. In de tuin van het kasteel werden we
rondgeleid door de hoofdtuinman, Martin Duncan. Zelden iemand zo warm en
gloedvol horen vertellen over zijn passie. Ik kreeg er bijna zelf groene
vingers van. (Bijna.)

In het nog minusculere East Dean staat op het dorpsplein een
huis met een opzichtige blauwe plaque waarop te lezen staat: ‘Sherlock Holmes
Consulting Detective & Bee Keeper retired here 1903-1917’. Naar het schijnt
zijn er toeristen die bij een rondleiding vragen wat voor man die Holmes nu
eigenlijk in het echte leven was. Neen, ik niet, écht niet.

***

Tussen East Dean en Eastbourne, een uit de kluiten gewassen
kustplaats, mochten we de benen strekken op Beachy Head, een kaap met
krijtrotsen die meer dan 160 meter hoog zijn. ‘Als het mooi weer is, kan je van hier tot in
Frankrijk kijken’, zei de gids. (Het motregende.) ‘Als het mooi weer is, kan je hier rustig picknicken in het gras’, zei ze ook nog. (De wind blies ons bijna uit onze sokken.)

Bij Beachy Head, zo kwamen we te weten, werden tijdens de Eerste Wereldoorlog hevige
zeegevechten uitgevochten. De Britse premier
Lloyd George liet er zich volgens de legende geregeld naartoe rijden om er tijdens het
nuttigen van een lichte lunch in het glooiende gras de oorlogsstrategie te bestuderen. En de
Duitse filosoof Friedrich Engels liet er zijn as uitstrooien.

Maar Beachy Head staat in de volksmond vooral bekend om een veel
luguberder reden: het is een favoriete plek voor zelfmoordkandidaten. Tot een
jaar of acht geleden waagden twintig mensen per jaar er een fatale sprong,
weinigen konden het navertellen (en deden dat dan nog met veel tegenzin).
Tegenwoordig zijn het er minder, omdat er een speciaal team werd opgericht, het
Beachy Head Chaplaincy Team, dat in de buurt patrouilleert om would be-springers op andere gedachten
te brengen. Ach, het is weer eens wat anders dan dat alledaagse vrijwilligerswerk, nietwaar?

Eén verhaal van de gids is me bijgebleven. Dat van een
veertiger die zich een splinternieuwe Harley Davidson had aangeschaft en
daarmee met veel bravoure zijn dood tegemoet reed. Wat ik mij, met mijn bij
momenten ietwat cynische geest, dan afvraag: kan je in zo’n geval nog spreken
van een midlife crisis, aangezien dat
leven enkele seconden later voorbij is?