Tot een jaar of tien geleden zou een imagofilmpje van een
stad, bestemd voor buitenlandse investeerders, nooit voor enige ophef hebben
gezorgd, om de simpele reden dat alleen de makers, de opdrachtgevers en de
buitenlandse contacten het te zien zouden gekregen hebben. Met de sociale media
is die discretie er niet meer en dus veroorzaakte Moving Antwerp, het promofilmpje van ruim drie minuten waarmee de
stad Antwerpen zichzelf wil ‘verkopen’ aan internationale bedrijven, veel
ophef.

Té blank, té saai, té voorspelbaar. De twee laatste epitheta
zijn in deze minder belangrijk, want dat zijn subjectieve oordelen. Het gaat om
het eerste: latent racisme, dat is het grootste verwijt dat wordt gemaakt.
Zelfs muziekrecensent Bart Steenhaut wijdde er vandaag zijn column aan in De Morgen. Een citaat: ‘Liefst 40
procent van de bewoners van ’t Stad is van vreemde origine. Dat is één op de
vier.’ Misschien moet Steenhaut het in de toekomst maar bij muziek houden en
laat hij de wiskundige acrobatie best over aan mensen die daar verstand van
hebben (of aan Philippe Muyters, kunnen we nog eens lachen).

Hebben de critici een punt? Nadat ik het filmpje had gezien,
postte ik spontaan dit op Facebook: ‘Als ik zo’n imagofilmpje van eender welke
stad zou zien, wil ik er onmiddellijk naartoe. Maar hé, deze kén ik! Knap
gedaan.’ Dat meende ik. Ik vond het een goed idee om het te filmen vanuit het
standpunt van de hoofdrolspeler, de stad, en ik kijk, drieëntwintig jaar na
mijn emigratie naar Vlaams-Brabant, met heel veel plezier naar al die
schitterende gebouwen, die ervoor zorgen dat ik elke keer opnieuw
stapelverliefd wordt op deze plek. Verliefd op de stad, that is, niet op haar bestuurders of haar inwoners. Het
stadsbestuur vind ik momenteel té koel en té zakelijk en ze maken niet de keuzes
waar ik voor sta, de Antwerpenaren zelf zijn me vaak te zeurpieterig en te
kleinzielig.

Ja, als ik het filmpje herbekijk merk ik, naast de pracht en
praal van de oude en nieuwe architectuur, veel blanke gezichten. Maar ik zie
ook andere culturen, zij het een kleine minderheid, zeker geen één op vier of
veertig procent of iets daartussenin. Je moet het beeld dan wel geregeld stilzetten, want om de
seconde wordt het plaatje doorgeschoven, als in een slecht afgestelde
diaprojector. Het moet vooruitgaan in dit soort montages.

Ben ik nu een racist? Ik denk het niet. Ik hoop het
alleszins niet. Wat wel zou kunnen: misschien ben ik als redelijk welstellende
blanke man met een blanke opvoeding en jarenlang vertoevend in een overwegend
blanke omgeving zodanig geconditioneerd dat ik het racisme niet eens meer zie.
Dat zou best kunnen.

Wat je ook niet mag onderschatten: dit filmpje is
overduidelijk gemaakt door en voor blanke mannen van tussen de vijfentwintig en
de vijfenveertig. Helaas zijn dat vandaag ook de beslissingsnemers in grote
ondernemingen in het westen. Daar zit ‘m het werkelijke racisme in onze
samenleving: dat we dit mettertijd klakkeloos hebben aangenomen, alsof het
doodnormaal is. Die houding is, al dan niet bewust, racistisch én seksistisch. En
dan pleit ik, gezien mijn prompte reactie na het zien van Moving Antwerp, schuldig, zij het niet met voorbedachten rade. Maar
oordeelt u vooral zelf.

www.youtube.com/watch?v=_cFckUmpuT4

Wat Antwerpen een ‘rijke’ stad maakt, is dat er niet alleen
mondelinge en schriftelijke kritiek is gekomen op Moving Antwerp, gezeur aan de toog of voor de pc, maar dat de
actieve tegencultuur dadelijk een antwoord heeft geformuleerd in de vorm van de snel in elkaar geflanste clip Happy Antwerpen. Jonge mensen van allerlei komaf en huidskleur dansen vrolijk voor de camera op het inmiddels plat gedraaide Happy
van Pharrell Williams. Als u het ene filmpje ziet, kunt u dus ook best even naar
het andere kijken.

www.youtube.com/watch?v=GQHvZkY5_so

***

Imago, daar gaat het ook over in de naweeën van het ‘dubbele
familienaam’-debat in de Kamer. Allesbehalve een hoogstaand spektakel werd er woensdag
opgevoerd. ‘Beschamend’, noemt politoloog Carl Devos het vandaag op
deredactie.be. De Morgen had het
gisteren in een reconstructiestuk over een ‘deurenkomedie’.

Vandaag staat er een mooi interview met Annemie Turtelboom
in De Morgen. Zij betreurt het
trieste schouwspel, maar doet ook fijntjes uit de doeken hoe met name CD&V
en N-VA in de loop van de jongste maanden hun kar keerden en het
oorspronkelijke voorstel, dat een brede goedkeuring had gekregen, afschoten. Op
twee maanden voor de verkiezingen is het belangrijker om partijpolitieke spelletjes
te spelen en, vooral, om de tegenstander geen overwinningen te gunnen, dan om
een weloverwogen wet te stemmen.

Het gaat niet om een bagatel, voert Turtelboom-Schepens aan,
maar om iets fundamenteels: ‘keuzevrijheid’. Ik ben geneigd haar daarin te
volgen. En hoewel minder zwaarwichtig (en net daarom makkelijker te
bagatelliseren) kan je dit wetsontwerp best vergelijken met wat er voorafging
aan het stemmen van de wetten over abortus, euthanasie en het homohuwelijk. Het
gaat om keuzevrijheid, iets wat een aantal partijen de mensen duidelijk niet
gunnen.

‘Dit gaat leiden tot keuzestress’, wierpen sommige
commentatoren op. ‘Er zullen familieruzies ontstaan over de naamkeuze’. Anderen
schreven: in Frankrijk bestaat die keuzemogelijkheid al en toch kiest 82
procent voor de naam van de vader.

Et alors? Veel
belangrijker dan die 82% is voor mij de achttien procent die, dank zij de
keuzevrijheid, een andere keuze heeft kúnnen maken. Keuzevrijheid betekent
immers niet dat mensen verplicht zijn om te kiezen of dat ze in een bepaalde
richting worden gedreven, maar dat ze dit zelf mogen beslissen. Wat is er mooier
dan zelf je lot te mogen bepalen? Ook hierin kan je de vergelijking doortrekken naar abortus, euthanasie en homohuwelijk.

Wie keuzestressvrij wil leven, moet maar overwegen om naar
Rusland of China te gaan wonen. Daar kan je nauwelijks kiezen: geen keuzestress
aan de Russische of Chinese lijven. En wie helemaal geen last meer wil hebben van
keuzevrijheid, kan terecht in Noord-Korea. Keuzestress? Kennen ze daar niet. En
ze heten er allemaal Kim of Lee. Niet Kim-Lee.