Hallo,

Ik ben Omar. Ik ben 9 jaar. Ik kom uit Eritrea. Ik sta hier
samen met mijn mama en mijn twee zussen te wachten om op de boot te stappen. Op
weg naar een beter leven. Op weg naar Europa. Het beloofde land, zo zei de
meneer die een paar keer over de vloer is geweest, in ons kleine huis. De
laatste keer dat die meneer langs kwam, stopte mijn mama hem geld toe. De
meneer knikte, gaf een paar papiertjes en verdween weer. Ik weet niet waar dat
geld vandaan komt, want we hebben nauwelijks centen om eten te kopen, of
kleren. En al zeker geen auto of een groter huis, want met drie op een kleine
kamer is niet prettig. Mijn zussen plagen hun kleine broer altijd.

Ik weet niet waar mijn papa is. Mijn mama zegt dat hij op reis
is en dat hij gauw zal terugkeren, maar dat zegt ze nu al maanden. Mijn
vrienden zeggen me dat hij in de gevangenis zit en gemarteld wordt. Sommigen
zeggen dat hij dood is. Ik wil dat niet geloven. Maar ik geloof wel dat er
mensen worden gemarteld. Ik weet niet of u dat weet, maar wij hebben maar één
partij in Eritrea. En onze president, meneer Afewerki, is een heel machtig man.
Hij is baas van het land, baas van het leger, baas van zijn partij en baas van
het parlement. Dat is nogal wat, zo zegt men mij. Maar wij vinden dat normaal.

Mijn mama zegt altijd dat we moeten opletten wat we zeggen.
Als we iets fouts doen of zeggen, zal de politie ons in de gevangenis opsluiten, zegt
ze. Zoals papa?, antwoord ik dan. En dan zie ik haar even aarzelen. En dan zegt
ze: Neen, jongen, want die is op reis, dat heb ik toch al verschillende keren
gezegd!

De meneer die langs is geweest, heeft gezegd dat we het
beter zullen hebben in Europa. Meer centen. Meer eten op tafel. Werk voor mijn
mama en voor mij en mijn zussen als we groot zijn. We spreken een beetje
Engels, dat zal ons helpen. Zo zei die meneer. En alle Europeanen zijn
vriendelijke mensen. Ze zullen ons met open armen ontvangen. Europa is het
beloofde land, herhaalde die meneer de hele tijd.

Ik ben niet blij dat we uit Eritrea zijn vertrokken. Maar ik
ben wel blij dat ik naar Europa ga. Ik wil nieuwe vriendjes leren kennen. Ik
wil werken. Ik wil geld verdienen, voor mijn mama en mijn zussen. En mijn papa,
als hij ook naar Europa komt. Ze hebben in Europa allemaal een auto en een
televisie, zei die meneer. Ik weet wat een auto is, ik zie ze soms rijden in
ons dorp. Ik weet ook wat een televisie is, de schoolmeester heeft er één bij
hem thuis. Ik ben er al eens naar het voetbal gaan kijken.

Wij zijn christelijk opgevoed, dat zal het ons makkelijk
maken in Europa, zei die meneer nog. Heb ik u al verteld dat wij Tigrinya zijn
en dat velen van ons in Italië wonen, of in Amerika? Als het in
Europa niet lukt, kunnen we nog altijd een grotere boot nemen naar een groter
land. Zei die meneer ook weer. Die meneer kende de wereld.

Ik moet stoppen nu, mama roept. De boot gaat afvaren. Het
wordt een mooie reis. Ik hoop u over een paar dagen te zien, Europa. Ik hou nu
al van u!

Liefs,

Omar.