Hoe word je supporter van een voetbalclub? Meestal wordt dat
semi-genetisch bepaald: het wordt doorgegeven van vader op zoon. In mijn geval
van grootvader-langs-moeders-kant op zoon. Zo kwam ik terecht aan de zuidkant
van ’t stad, bij Beerschot, en niet
in het noorden, bij Antwerp, hoewel de Bosuil een pak dichter bij het
ouderlijke appartement in Merksem lag. Dat je daarna tegen wil en dank (in goede en
slechte tijden, bij regen en zonneschijn, winnend of verliezend) supporter
bleef, heeft te maken met karakter. En passie. En misschien ook wel een
tikkeltje tegen-beter-weten-in.

Je kan maar één club van je hart hebben, waarvan je de
kleuren met trots en af en toe met enige weerzin draagt (gebreide paarswitte sjaal,
paarswitte muts met witte pompon, dat soort dingen, waarvan gelukkig geen
foto’s werden bewaard). Die weerzin geldt als de spelers je weer eens in de steek
hebben gelaten. Maar je kunt best ook sympathie hebben voor andere clubs, bij
voorkeur in het buitenland. Zo kwam ik zelf uit bij Ajax (bloedmooi shirt en ze
wonnen in de jaren zeventig bijna alles) en Barcelona (alles wat anti-Franco
was genoot mijn voorkeur en op een bepaald moment hadden ze Cruijff, mijn
lievelingsspeler, die van Ajax kwam).

Tottenham Hotspur belandde eerder toevallig in mijn tijdlijn.
Tijdens de paasvakantie van 1976 gingen we met de schoolklas naar Londen.
Terwijl de anderen een museum bezochten, met hun lief rond kuierden of de pub
indoken, lang voor binge drinken in
was, ging ik naar het voetbal. Meer bepaald naar het in het noordwesten gelegen
Loftus Road Stadium waar de lokale Queens Park Rangers, afgekort: QPR, hun gang
gingen. QPR speelde op 10 april 1976 thuis tegen Middlesbrough. Ik herinner me
de sierlijke Stanley Bowles, de gekke dribbelaar Dave Thomas, de boomlange
keeper Phil Parkes en een prachtige wedstrijd die op 4-2 eindigde. QPR zou drie
speeldagen later nog altijd op de eerste plaats staan in het klassement. Maar Liverpool
had nog een wedstrijd te goed en werd op de valreep alsnog kampioen. Ik was
verkocht en verknocht aan het Engelse voetbal, maar vreemd genoeg niet aan QPR.
Het had niets met die sjofele arbeiderswijk te maken, waar een soort Engels werd
gesproken dat ik niet op school had geleerd, maar daar maalde ik als
zeventienjarige niet om: het was de stadionervaring die telde.

Een jaar later trokken dezelfde leerlingen, op een paar
sukkels die het vijfde leerjaar moesten overdoen na, opnieuw naar Londen
tijdens het paasreces. En weer keek ik uit naar een leuke voetbalaffiche. Mijn
oog viel op Tottenham Hotspur – QPR, een derby op 9 april 1977. De Spurs
stonden allerlaatste en waren bezig aan een slechte reeks. QPR had zich veilig
in de middenmoot genesteld. Meer dan dertigduizend toeschouwers waren op White
Hart Lane getuige van een voetbaldemonstratie door de thuisploeg. Die van QPR
kende ik nog van het jaar voordien: voetballers veranderden toen nog niet na één
goede assist van club. Bij Spurs stond Pat Jennings in doel (zelf op bescheiden
niveau keepend was ik extra gefascineerd door doelmannen in die dagen), Steve
Perryman was de skipper (of de captain, zo u wil) in het hart van de
verdediging en in het middenveld liep één van de elegantste Engelse voetballers
aller tijden rond: Glenn Hoddle. In een tijd dat kick ‘n’ rush nog de maatstaf
was, speelden Spurs en QPR continentaal voetbal. Over de grond, technisch
sterk, snel. The beautiful game. Het werd 3-0 voor de thuisploeg, die ondanks die opbeurende zege
tegen de stadsgenoot acht speeldagen later toch tweeëntwintigste en laatste zou eindigen en naar tweede klasse degradeerde. Maar dat kon me niet deren: ik
voelde ‘iets’ voor die mannen met hun witte shirts, donkerblauwe broeken en
witte kousen.

Voor de volledigheid zeg ik er nog bij dat ik een paar weken
later opnieuw in Londen was en dat ik toen naar Highbury trok, voor Arsenal
versus Middlesbrough. 1-1, een draak van een wedstrijd. Ik begreep meteen waar de
term Boring Arsenal voor stond. Het
was een uitgemaakte zaak voor me: ik ging voor de Noord-Londense aartsrivalen.
Het extra zetje kreeg ik in mei 1981, toen Spurs naar Wembley trok om er in de
honderdste Cup Final Manchester City partij te geven. De match eindigde op 1-1:
Tommy Hutchison scoorde eerst voor en dan tegen zijn ploeg. De replay, vijf
dagen later, werd een onvergetelijke wedstrijd. Spurs kwam op voorsprong via de
Argentijn Ricardo ‘Ricky’ Villa, maar drie minuten later stond het al gelijk,
na een magistraal afstandsschot van Steve MacKenzie. Via een penalty klom City
voor de rust weer op voorsprong. Na de pauze was het lang wachten tot Garth
Crooks, vandaag interviewer voor de BBC, toen een razend snelle spits, gelijk
maakte. En dan kwam het moment van Ricky Villa. Minuut 76. Hij kreeg de bal op
vijfentwintig meter van het doel, passeerde twee verdedigers alsof ze er niet
stonden (eentje werd zelfs twee keer in de luren gelegd in die ene beweging) en
schoof de bal dan binnen. Tien magische seconden. 3-2, Spurs won de Cup, de
goal van Villa werd in 2001 uitgeroepen tot Wembleys mooiste van de vorige eeuw. En ik zat te joelen van de pret voor de tv.

***

Ik blijf Spursfan. Omdat ze nog altijd mooier voetbal
produceren dan de meeste andere Engelse teams. Omdat ze nog altijd in dat
schitterende wit-donkerblauw-wit spelen. Maar wellicht ook omdat ze nog altijd
de underdog blijven, de club van net-niet, en daarin sterk vergelijkbaar zijn met
‘mijn’ Beerschot. Af en toe een beker, heel lang geleden zelfs een paar titels
(voor Tottenham is het al geleden van 1961, voor Beerschot zelfs van 1939),
maar schoonheid hoeft niet te renderen, vind ik. Schoonheid ontroert, in een
wereld vol lelijkheid. Schoonheid doet iets met je. Je hoeft dat niet te
verklaren, gewoon ondergaan volstaat.

Toch beleef je als supporter van Tottenham meer frustrerende
momenten dan je lief zijn. Hoger dan een vierde plaats komen ze maar niet uit.
En in de jaarlijkse wedijver met Arsenal moeten ze het meestal afleggen. Spurs
versus Gunners, dat is, helaas, een nogal ongelijke strijd. De fans van Arsenal
hebben er de term ‘Saint Totteringham’s Day’ voor bedacht, de dag van het jaar
dat Tottenham mathematisch niet meer in staat is om Arsenal voorbij te steken.
Een jaar of tien geleden viel die nepfeestdag meestal een week of zeven-acht
voor het einde van de competitie al. De jongste twee seizoenen was het
spannender en viel Saint Totteringham’s Day pas op de allerlaatste speeldag.
Voor het recentste seizoen zónder die vermaledijde dag moeten we al terug gaan
naar… 1995. Begrijpt u nu de frustratie van de Spursfan beter? Zijn hunkeren
naar betere tijden?

***

Het nieuwe seizoen begint voor Tottenham zondag om 14u30 met
een derby, op bezoek bij het pas gepromoveerde Crystal Palace. Spurs heeft vier
interessante transfers gedaan: de Braziliaan Paulinho, uitblinker op de
Confederations Cup, de Fransman Etienne Capoue, deze week nog even actief tegen
de Rode Duivels, de Spaanse goalgetter Roberto Soldado, overgenomen van
Valencia, en onze landgenoot Nacer Chadli, vorig seizoen nog actief bij FC
Twente. Bij de uitgaande transfers vermeld ik Clint Dempsey (naar Seattle
Sounders), Tom Huddlestone (Hull City) en Steven Caulker (Cardiff City). Jake
Livermore wordt dan weer een jaartje verhuurd aan Hull. En het contract van
William Gallas werd niet verlengd.

Op papier lijkt Tottenham bij de start van jaargang
2013/2014 gevoelig versterkt. Er is een sterke spits gekomen, zodat Spurs niet
meer hoeft terug te vallen op het wisselvallige duo Adebayor-Defoe. Paulinho is
een directe versterking op het middenveld. Maar op de linksback is er nog
altijd geen alternatief voorhanden voor Benoit Assou-Ekotto, de Kameroener die
nooit een wereldtopper zal worden. En centraal achterin is het aantal
keuzemogelijkheden beperkt. Dat wordt nu extra benadrukt door de blessure van
Jan Vertonghen.

Maar de grootste vraag is: wat gebeurt er met Gareth Bale?
De Welshe stervoetballer, vorig seizoen goed voor 33 procent van de doelpunten voor
Tottenham, staat in de belangstelling van Real Madrid en wil zelf absoluut weg.
Het bieden begon in juni, met 70 miljoen euro, en vandaag circuleren sommen tot
130 miljoen. Ziekelijke cijfers, tekenend voor het gebrek aan realiteitszin in
het moderne voetbal; terwijl de wereld kreunt onder een niets en niemand
ontziend economische recessie, wordt er met dollars, ponden en euro’s
gegoocheld dat het een lieve lust is. Stel je maar even voor dat Bale werkelijk
voor zulk gigantisch bedrag naar Spanje vertrekt, het land dat meer werklozen
telt dan ooit tevoren en waar de mensen het ontzettend moeilijk hebben om de
eindjes aan elkaar te knopen!

Mét Gareth Bale en een handvol versterkingen moet Tottenham
in staat zijn om opnieuw voor een plek in de Top 4 te gaan, zeker omdat Arsenal
niet versterkt is. Zonder Bale (of met een totaal gedemotiveerde Bale) wordt
het weer een jaartje ‘op de kin kloppen’ als Spursfan. Wat het bestuur doet,
lijkt doordacht (meer geld uit de deal slepen, de duurste transfer uit de
voetbalgeschiedenis realiseren), maar is dat enkel op financieel vlak. Als
voorzitter Levy Bale in juni had verkocht voor zeventig miljoen, had hij nog meer
dan twee maanden tijd om een drietal waardige vervangers te zoeken. Als hij
Bale de komende dagen voor het dubbele van dat oorspronkelijke bedrag slijt,
rest er nauwelijks nog tijd om de transfermarkt af te schuimen. Geld genoeg
dan, maar geen beschikbare spelers. Het is een onverantwoorde gok, als je ’t
mij vraagt. (En het genoemde bedrag blijft natuurlijk een pure schande,
economisch totaal onverantwoord.)

***

Ik vrees dat het weer net-niet zal worden voor Tottenham
Hotspur. Neen, eigenlijk vrees ik zelfs erger: zesde-zevende plaats in het
beste geval. Manchester United of Chelsea worden kampioen (ik hou niet van José Mourinho, maar het is wel een onverbeterlijke kampioenenmaker), Manchester City is
de derde hond en als Arsenal zich niet gevoelig versterkt gok ik op Liverpool
voor de vierde Champions League-plaats. Promovendi Crystal Palace en Hull City
lijken me niet gewapend voor de Premier League, het ticketje retour ligt al
klaar. De derde nieuwkomer, Cardiff City, gun ik het voordeel van de twijfel.
Dat doe ik niet voor Sunderland, dat zonder Simon Mignolet (die een
droomtransfer versierde naar Anfield) een vogel voor de kat zal zijn, ook al
zijn Emanuele Giaccherini en Jozy Altidore prima aankopen.

Zo, tot in mei dan, wanneer ik kan pronken met mijn
voetbalkennis en mijn voorspellende gaven. Of niet. Intussen: Come On You
Spurs! COYS!!!