(Onder aanvoering van de Fransen en met bescheiden
hulp van het Belgisch leger wordt op dit ogenblik gepoogd de “islamitische
terroristen” in het Noord-Afrikaanse land Mali een halt toe te roepen. Het
beschermen van de Universele Rechten van de Mens mag inderdaad de nodige
aandacht van het westen krijgen, geen probleem. Maar waarom treden we wel op in
Mali en niet in het door een moordende burgeroorlog geteisterde Syrië?

Onwillekeurig denk je dan terug aan de zeer weifelende houding die West-Europa
en de Verenigde Staten in de jaren negentig aannamen ten aanzien van de
burgeroorlog in Joegoslavië. Ik had toen de kans om generaal Briquemont te
interviewen, de man die destijds een half jaar verantwoordelijk was voor de VN-troepen ter
plekke en die zijn frustraties een paar jaar later neerschreef. Het
interview werd op zaterdag 7 maart 1998 gepubliceerd in De
Financieel-Economische Tijd.

Vijftien jaar na datum is ook Kosovo
onafhankelijk, zijn alle politieke en militaire leiders van toen verdwenen, en
werden oorlogsmisdadigers Milosevic, Karadzic en Mladic berecht voor het Internationaal
Gerechtshof in Den Haag. De politieke en militaire toestand is er vrij stabiel.)


Toen Generaal Francis Briquemont eind juni 1993 de
opdracht aanvaardde om de blauwhelmen in het stukgeschoten Sarajevo onder zijn
hoede te gaan nemen, wist hij dat het een moeilijke taak zou worden. Maar hij
had nooit durven vermoeden dat hij zó’n speelbal zou worden van de strijdende
partijen, de weifelende VN-top, de dreigende NAVO-bonzen en de afwezige
Europese Unie. ‘Do something, general’, was de inhoudsloze slogan die hij meer
dan hem lief was te horen kreeg. ‘Do something, general’ is ook de titel van
het boek dat hij vier jaar na datum schreef. Briquemont: ‘Zolang wij onze wil
proberen op te leggen, zal er geen oplossing komen voor Bosnië. Er moet een
akkoord komen ónder Bosniërs.’

Twee inwoners van Sarajevo ontmoeten elkaar in volle
oorlogstijd. Vraagt de ene: ‘Ken jij het verschil tussen Auschwitz en
Sarajevo?’ De andere blijft het antwoord schuldig. Zegt de eerste weer: ‘In
Auschwitz hadden ze tenminste nog gas.’

Een luguber grapje, één van de vele die tijdens de
verscheurende burgeroorlog de ronde deden in de hoofdstad van
Bosnië-Herzegovina. De Belgische generaal Francis Briquemont verbleef van 12
juli 1993 tot 24 januari 1994 in Sarajevo. Hij stond er aan het hoofd van
UNPROFOR, de VN-blauwhelmen die moesten proberen zo goed en zo kwaad als dat
kon de vrede te bewaren in en rond de stad. Briquemont was toen de eerste
Belgische officier die een internationale militaire opdracht uitvoerde.

De generaal stond alleen in Sarajevo. Geen
topfunctionaris die politieke verantwoordelijkheid opnam, de militaire
bevelhebber, de Franse generaal Cot, bevond zich ver weg in de Kroatische
hoofdstad Zagreb, en met de strijdende partijen viel amper te praten. ‘Do
something, general’, kreeg Briquemont vaak te horen van VN-vertegenwoordigers.
Vrij vertaald: wij weten het óók niet meer, los jij het maar op.

‘Als eerlijk mens voelde hij zich opstandig, als
redelijk mens was hij ontmoedigd omdat hij de redeloosheid niet kon
overwinnen,’ schrijft Briquemonts echtgenote Eliane in het voorwoord tot het
boek dat de generaal-buiten-dienst zopas schreef. De toepasselijke titel: ‘Do
something, general.’

Ambetant voor de grootmachten

Waarom heeft u gewacht tot na uw pensionering om dit
boek te schrijven?

Generaal Briquemont: ‘Ik had Zlatko
Dizdarevic, de hoofdredacteur van de onafhankelijke krant Oslobodenje,
beloofd om dit boek te schrijven. Dizdarevic zei me: ‘U moet dit niet onmiddellijk
schrijven. Neem uw tijd. Maar het zal zeer interessant zijn om over úw
ervaringen te lezen.’ Een tweede reden waarom ik gewacht heb, is dat ik na mijn
terugkeer uit Sarajevo opnieuw commandant werd van het eerste Belgische korps
in Duitsland. Ik had dus veel om handen, want de situatie was moeilijk. Onze
troepen moesten worden teruggetrokken uit Duitsland, het leger werd
geherstructureerd, bataljons dienden opgeleid om naar het buitenland gestuurd
te worden.’

‘Ik heb sinds 24 januari 1994 wel heel wat toespraken
gehouden. Het boek is een beetje een synthese van al die toespraken. Mijn
Franstalige uitgever, Editions Labor, vroeg me of het boek niet te laat zou
komen. Nee, zei ik, Bosnië zal voor vele jaren een probleem blíjven voor
Europa.’

Uw verhaal is zeer precies. Heeft u een dagboek
bijgehouden?

Generaal Briquemont: ‘Ik had daar
geen tijd voor, maar mijn adjuncten hielden een heel accuraat velddagboek bij.
Er was ook de briefwisseling tussen mij en mijn vrouw, die we hebben bewaard.
En dan waren er nog de documenten uit Sarajevo zelf, waarvan ik er zoveel
mogelijk heb geraadpleegd. Het boek is dus geen weergave van Sarajevo anno
1998, maar van het Sarajevo van toen ik er was.’

In haar voorwoord schrijft uw vrouw dat het een
‘bitter verhaal’ is, een ‘verhaal van ontgoocheling’. Bent u een ontgoocheld
man?

Generaal Briquemont: ‘Ja en neen. Het
is al vier jaar geleden, maar wanneer ik denk aan de bevolking, aan de vrienden
die ik nog heb in Sarajevo, ben ik heel ontgoocheld. Al die akkoorden die werden
opgesteld, waren nooit in het voordeel van de Bosnische bevolking. Dat vind ik
spijtig. Ik vond destijds het voorstel Stoltenberg-Owen veel beter voor
Sarajevo dan het Dayton-akkoord. Dayton is aan de drie strijdende partijen
opgelegd om de interne en externe problemen van de Verenigde Staten op te
lossen. Ik bedoel daarmee de relaties van de VS met haar geallieerden in de
schoot van de NAVO. Ik herinner mij het gezicht van Izetbegovic (de leider
van de Bosnische moslims, red.)
na de ondertekening van het Dayton-akkoord:
hij was zeer teleurgesteld. Hij besefte dat hij het slachtoffer was van de
politiek van de grootmachten. De Bosnische oorlog was ambetant voor de
grootmachten, ze hadden er geen vitale belangen te verdedigen. Giscard
d’Estaing zei mij op 1 januari 1994: ‘Generaal, wie denkt er buiten u nog aan
Bosnië?’ De generaals op het terrein, ja, maar de politici dachten maar aan één
ding: zich zo snel mogelijk terugtrekken zonder al te veel problemen en vooral
zonder menselijke verliezen.’

‘Het was een fantastische stommiteit om
Bosnië-Herzegovina als staat te herkennen. Om een staat te hebben, moeten de
gemeenschappen die binnen de grenzen van die staat leven, aanvaarden samen te
leven. Dat is nog altijd niet het geval. Kroaten en Serviërs zullen nóóit het
leiderschap van de moslims aanvaarden. Iedereen wist dat.’

U heeft de verdienste openlijk op te tekenen dat de
erkenning door de Europese Unie van Slovenië en vooral van Kroatië, onder
impuls van Duitsland, een blunder van formaat is geweest. Een blunder die
alleen maar kon uitmonden in nóg grotere blunders.

Generaal Briquemont: ‘De andere
landen van de Europese Unie hebben niet het hoofd kunnen bieden aan de wil van
de groep van katholieke landen: Duitsland, Oostenrijk, Italië, het Vatikaan.’

‘Iedereen wist dat er een oorlog aankwam in
Bosnië-Herzegovina. Om dat te vermijden hadden we troepen moeten ontplooien
vóór het begin van die oorlog. Preventieve strategie kennen we echter
nauwelijks. Dat zie je ook nu weer in Kosovo. Wat moeten we doen? Moeten we
troepen inzetten zoals in Montenegro of niet? Er is één verschil met toen: de
Europese Unie is nu tenminste toch aandachtig. Ze heeft al laten weten geen
onafhankelijk Kosovo te zullen erkennen (vandaag,
in 2013, is Kosovo toch onafhankelijk, red.)
. Maar militaire inzet… Men
is bang van de verliezen die men zal lijden. De publieke opinie is voorstander
van humanitaire hulp, niet van militaire.’

Is het niet hallucinant dat op zo’n duizend kilometer
van Sarajevo goedbetaalde Eurocraten discussiëren over papieren concepten,
terwijl u middenin de miserie zat?

Generaal Briquemont: ‘Een journalist
van RTL vroeg me ooit: ‘Welke zijn de Belgische belangen om troepen in te
zetten in Bosnië?’ Een staat verdedigt belangen. De Amerikanen waren daarin
zeer duidelijk. Zij zetten geen troepen in, zonder dat het land er zelf
voordeel bij heeft. Maar ik vind dat de veiligheid van Europa zeer belangrijk
is voor ons en ónze veiligheid hangt af van die van de rest van Europa. Wanneer
er ergens een conflict ontstaat, mag België niet aarzelen om troepen in te
zetten. Onze politici zijn echter bang van risico’s. Een staatsman zou aan de
publieke opinie uitleggen wat de werkelijke situatie is en alsnog ingrijpen.
Maar onze politici laten zich leiden door de publieke opinie.’

‘Kijk naar wat er gebeurd is in Somalië. CNN maakt
opnamen van Audrey Hepburn met een Somalisch kindje op haar armen en de
publieke opinie schreeuwt: ‘Bush, do something, dit is onaanvaardbaar!’ Bush
heeft iets gedaan. Een paar maanden later verloor de Verenigde Staten achttien
soldaten in Mogadiscio. De publieke opinie reageerde onmiddellijk: ‘Clinton, do
something, we moeten ons terugtrekken!’ Een echte staatsman zou zich daardoor
niet laten leiden.’

‘Bosnië bestaat niet’

Op 17 augustus 1993, zo lezen we in uw dagboek, krijgt
u een richtlijn vanuit de VN: ‘Do something, general!’ Los het maar op,
generaal. Als je zoiets als burger leest, klinkt dat bijzonder verontrustend.

Generaal Briquemont: ‘Het probleem
was dat VN-onderhandelaar Stoltenberg in Genève rond de tafel wou gaan zitten
met de strijdende partijen. Op dat moment vielen de Serviërs net vijandige
stellingen aan op de Igmanberg, met als doel de volledige omsingeling van
Sarajevo. Stoltenberg kwam overeen met Karadzic dat de Bosnische Serviërs zich
zouden terugtrekken van de Igmanberg en dat ze twee toegangswegen naar Sarajevo
zouden vrijmaken. Hij zei: ‘Do something, general. I fully support you.’ Hij
bedoelde in feite: ‘Doe iets om de situatie op het terrein te kalmeren.’

‘Stoltenberg had twee opdrachten: hij
vertegenwoordigde Boutros-Ghali en hij onderhandelde in Genève. Dat was
onmogelijk voor één man. Hij gaf prioriteit aan Genève, waardoor hij bijna
nooit in Zagreb was. Wij hadden geen politieke verantwoordelijke daar en in
Sarajevo nog veel minder. Stoltenberg was ook met handen en voeten gebonden aan
de resoluties van de VN-Veiligheidsraad. Ik moest het dus maar oplossen, maar
het was niet mijn taak om te gaan onderhandelen met de politieke leiders van de
drie strijdende partijen. Ik had mijn handen al meer dan vol met de drie
generaals. Op een bepaald moment zei iedereen ‘Do something, general’ tegen me.
Het was bijna een strategie geworden, de strategie van de do-somethings.
Generaal Cot besefte dat zeer goed en stuurde een brief naar Boutros-Ghali. ‘Le
général Briquemont s’épuise dans un rôle qui n’est pas le sien,’ schreef hij.
Maar in New York reageerde niemand.’

U heeft het over ‘het heilige egoïsme van de naties’
en over de verschillende belangen die de VN, de NAVO en de Europese Unie dienen.

Generaal Briquemont: ‘Het is een
kunstmatige situatie. Dezelfde landen die kunnen beslissen in de
Veiligheidsraad, zijn ook baas in de NAVO. Denk aan de Verenigde Staten en
Groot-Brittannië. Wij hadden soms de indruk dat hun ambassadeurs drie verschillende
talen spraken.’

Dat geeft te denken voor de toekomst.

Generaal Briquemont: ‘Het probleem
van het leiderschap van een operatie in oorlogstijd is nog niet opgelost. In
vredestijd wel. Vandaag hebben we in Bosnië politieke verantwoordelijken en
militaire chefs. Geen probleem. Er zijn dan ook geen incidenten momenteel, geen
verliezen. Máár: als er morgen gevechten zouden uitbreken, zullen die politieke
verantwoordelijken wegvallen en staan de militaire chefs er weer alleen voor.
Er moet dus iemand worden aangeduid als politieke verantwoordelijke voor Bosnië
en niet als vertegenwoordiger van een internationale organisatie. Dat is een
groot verschil.’

‘In de praktijk wordt er níets toegepast van het
Dayton-akkoord. Er zijn nog altijd drie regeringen en drie legers. Clinton
zegt: ‘De vrede hangt af van de Bosniërs zelf.’ En meneer Westendorp (de
gezant van de zogenaamde Contactgroep van zes landen: VS, Rusland, Duitsland,
Frankrijk, Groot-Brittannië en Italië, red.)
zegt: ‘De tijdseenheid in
Bosnië is de eeuwigheid.’ Zolang er geen gevechten zijn, kunnen we daar voor
dertig jaar blijven, zoals op Cyprus of aan de grens tussen Pakistan en India.
Maar ja, er is een staakt-het-vuren, de publieke opinie is tevreden. De
politici dus ook, zij blijven maar voortbabbelen. Op 31 juli zal iedereen in
Bosnië met dezelfde nummerplaat rondrijden. Belachelijk, maar daar is men
tevreden over hé.’

U noemt het Dayton-akkoord ‘een uiterst ingewikkelde
institutionele montage die bij voorbaat tot verlamming was veroordeeld’. Dat zijn
zeer harde woorden.

Generaal Briquemont: ‘Dayton kán niet
werken. De drie politieke leiders komen nooit samen, er wordt niets gezamenlijk
beslist. De verdeling van het aantal ambassadeurs in Bosnië-Herzegovina van
vorig jaar was belachelijk: 14 Serviërs, 12 moslims, 7 Kroaten. De Bosnische
ambassadeur in de Verenigde Staten is een moslim, dus moest de ambassadeur bij
de Verenigde Naties een Serviër zijn. Die ambassadeurs vertegenwoordigen enkel
een provincie, niet de staat Bosnië. Bosnië bestaat níet, het is een virtuele
staat!’

‘Dayton is opgelegd door de internationale
gemeenschap, dat kan niet. Er moet een akkoord komen ónder Bosniërs. Zolang wij
onze wil proberen op te leggen, zal er geen oplossing komen voor Bosnië. Ik ben
dan ook pessimistisch voor de toekomst.’

Mladic, de belangrijkste Bosniër

Onze politieke leiders en de westerse media hebben ons
geleerd dat de (Bosnische) Serviërs de grote boosdoeners waren in
ex-Joegoslavië. U nuanceert die visie.

Generaal Briquemont: ‘De Servische
leider Milosevic en de Kroatische leider Tudjman streven hetzelfde doel na. De
ene wil een Groot-Servië, de andere een Groot-Kroatië. Ik heb nooit begrepen
waarom wij een verschil zagen tussen die twee. Er is uiteraard een verklaring
voor.’

Welke?

Generaal Briquemont: ‘Ik verwijs
hierbij opnieuw naar de steun die de groep van katholieke landen gaf aan
Tudjman. Ik heb de Kroaten in Centraal-Bosnië bezig gezien tegen de moslims.
Verschrikkelijk! Maar in Zagreb wilde men mij niet geloven. Ze vroegen mij het
te bewijzen.’

‘Persoonlijk vind ik het onaanvaardbaar dat het Kroatië
van Franjo Tudjman lid is van de Europese Raad. Ik verwijs naar een artikel uit
Le Monde Diplomatique van 1991, waarin staat dat de grondwet van Kroatië
gebaseerd is op etnische zuivering. En wij hebben dat aanvaard? Ik begrijp dat
niet. Milosevic en Tudjman zijn allebei slechte mensen en ook onder de moslims
vind je slechteriken. Ik heb dat destijds aan Willy Claes gesignaleerd en er is
nog altijd niets veranderd.’

U heeft moeten onderhandelen met de Bosnisch-Servische
generaal Mladic, die door het Internationaal Tribunaal van Den Haag tot
oorlogsmisdadiger is uitgeroepen. Is die man zo’n brutaal onmens?

Generaal Briquemont: ‘Ja. Onze
officieren zijn opgevoed in een geest van democratie. Wij eerbiedigen de
mensenrechten. Wij zijn het erover eens dat politici beslissen en dat we moeten
gehoorzamen. Mladic niet, dat is een wilde vechter. Het probleem was dat hij
waarschijnlijk de beste generaal op het terrein is, maar dat is een andere
zaak. Ik heb permanent met Mladic onderhandeld, ik heb geprobeerd hem onder
controle te houden. Wat hij heeft gedaan in Srebenica, is ondenkbaar. Voor een
officier uit een democratisch land is het heel moeilijk zulke mensen te
begrijpen, we worden daar niet op voorbereid. Maar ja, we móeten het doen, we
moeten ons aanpassen. Al was de vernedering soms moeilijk te aanvaarden. In
feite moet je zulke mensen ontmoeten, om te weten tot wat het communisme of het
fascisme in staat zijn.’

‘Mevrouw Ogata van het Hoog Comité voor de
Vluchtelingen van de VN, die ik ten zeerste waardeerde, zei: ‘Generaal, als er
een akkoord wordt gesloten onder de politieke leiders, geldt dat voor
iedereen.’ Zij had natuurlijk nooit gesproken met de generaals. Geen enkele
internationale politicus heeft ooit begrepen dat Mladic de belangrijkste figuur
was in Bosnië.’

U heeft veel kritiek op de internationale gemeenschap,
maar wat zou u zelf, in hun plaats, hebben gedaan?

Generaal Briquemont: ‘Ik zou
hetzelfde doen wat ik nu heb gedaan. Op zeker ogenblik hád ik een akkoord onder
de drie generaals. Meneer Stoltenberg zei: ‘Proficiat, generaal!’ We hadden dat
akkoord moeten toepassen, maar dat is nooit gebeurd. Ons akkoord besloeg acht
bladzijden, het Dayton-akkoord beslaat honderden pagina’s. Ik heb altijd
benadrukt dat acht bladzijden meer dan genoeg is voor de Bosniërs.’

‘Tijdens mijn onderhandelingen was er een
discussiepunt waar men het maar niet over eens geraakte. Wel, ik heb de
generaals met een persoonlijk voorstel naar een aparte kamer gestuurd en hen
verplicht tot een akkoord te komen. En zo is het ook gebeurd. Vergeet niet dat
die drie goeie vrienden waren in het Joegoslavisch leger hé. Die praatten met
elkaar, geen probleem. Tenminste, als er geen journalisten in de buurt
waren…’

Als u met uw kennis van vandaag maar met de identieke
oorlogssituatie van de zomer van ’93 hetzelfde aanbod zou krijgen om naar
Sarajevo te vertrekken, zou u dan opnieuw aanvaarden?

Generaal Briquemont: ‘Als ik van
niets zou weten, zou ik op dezelfde manier reageren. Een officier kan geen
opdracht weigeren. Maar met de nodige voorkennis zou ik vooraf een aantal eisen
stellen. Nu zouden de politici naar mij luisteren, toen niet.’

Zou alles anders zijn gelopen met Kofi Annan aan het
hoofd van de VN, in plaats van Boutros Boutros-Ghali?

Generaal Briquemont: ‘Ik heb altijd
goed samengewerkt met Kofi Annan (op dat ogenblik verantwoordelijk voor
VN-operaties, red.)
. Geen enkel probleem. Toen Boutros-Ghali Sarajevo
bezocht, kreeg hij geen positieve respons van de bevolking. Het was een kwestie
van houding. (Boutros-Ghali stond bekend als arrogant en afstandelijk, al
wil Briquemont dat niet gezegd hebben, red.)
Kofi Annan liep daar rond als
een wijze Afrikaan. Ik ben heel tevreden dat hij secretaris-generaal is
geworden en dat hij succes heeft behaald in Irak.’

Generaal F. Briquemont – Do something, general.
Kroniek van Bosnië-Herzegovina –
1998, Icarus, Antwerpen, 286 blz., ISBN
90-02-20678-X.