Hoera, ik heb de kaap van de 2.500 tweets gerond (750
volgens de rijkswacht, 3.800 volgens de organisatoren). So what?, hoor ik u denken. U heeft natuurlijk overschot van
gelijk, dit is een prestatie die even hoog dient te worden ingeschat als wat je
hebt verwezenlijkt tijdens het comazuipen, het straatracen of het verzamelen
van tattoos op je lichaam. Ik bedoel maar: het is niet echt een Olympische
medaille waard. Zelfs geen diploma.

Geestelijke
masturbatie voor gevorderden

En toch…

Ik had al een Twitter-account sinds vorige zomer,
maar ik ben pas echt actief geworden in de derde week van oktober. Even
uitrekenen: 2.500 tweets op 82 dagen, dat is, euh, verdomd veel. Mijn
allereerste tweet klonk als volgt: ‘Twitter = geestelijke masturbatie voor
gevorderden. Ik doe mee…’.

Ik meende daar toen elk woord van. Nog altijd trouwens. In
wezen doe je op Twitter niet veel meer dan jezelf slimmer proberen voor te doen
dan je bent. Je wil opgemerkt worden, je wil gehoord (versta: gelezen) worden,
je wil aandacht. Hallo, Twitter, ik ben er. Luister naar wat ik te zeggen heb.

Twitter is een uitlaatklep. Bij heel wat collega-tweeps
staat die klep bijna de hele tijd open, anderen gebruiken het sociale medium
spaarzamer, de grote massa kijkt en gniffelt maar een beetje mee. Je zou het
respectievelijk kwantiteit, kwaliteit en voyeurisme kunnen noemen. Op Facebook
heb je dat ook.

Ik leer ook voortdurend nieuwe dingen dank zij Twitter. Als oudere
jongere weet ik nu dat ‘:-<‘ staat voor ‘ik ben een beetje sip’, ‘:*)’ voor
‘ik ben dronken’, en ‘:-P’, de titel boven dit stuk, voor ‘ik steek mijn tong
uit’. Ik heb het wel moeten opzoeken, maar zo ben ik toch een beetje mee met de
taal van Nù. Al blijf ik intussen wel volzinnen produceren, omdat ik teveel
respect heb voor mijn moedertaal om alles zomaar in hapklare emoticons op te
dienen.

I love Twitter!

Dit gezegd zijnde: I
love Twitter
! Ik hou ervan om ’s ochtends, nog vóór het ontbijt, te
ontdekken wat ik ’s nachts mogelijk gemist heb. Want ze bestaan en ze zijn
verdomd actief, de nachtraven die hun zielenroerselen of een hoop nonsens in
140 tekens in cyberspace kwakken. De bakker die zijn roomsoesjes begeleid met
spitse tweets, de journalist-anker die naarmate de nacht vordert steeds meer filosofische
uitspraken en smaakvolle muziekclips in zijn tweets deponeert, de
standup-comedian die nog een laatste witz post, de absurdisten die
surrealistische kleinigheden op hun volgers
loslaten, de jolige jonge vrouwen die zo lijken weggelopen uit Sex and the City, de agent provocateurs die op de dunne
scheidslijn tussen brutaal wakker schudden en beledigen balanceren. I love ‘em! (Zij het met mate en vanop
enige afstand.)

Des morgens in de vroegte, wanneer de normale mensen op weg
zijn naar het werk of staan te vloeken omdat de trein weer een flukse
vertraging heeft, lees je de eerste commentaren. Fris van de lever, al dan niet
in combinatie met een kanjer van een ochtendhumeur. Wat er in de kranten staat,
passeert de revue. Journalisten helpen je daarbij, door hun stukken of die van
hun collega’s ongevraagd door te sturen. Ach ja, journalisten zien zichzelf
ontzettend graag. Ik kan het weten.

En zo kun je je klok gelijk zetten volgens de tweets die
binnenstromen. Het lijkt wel alsof heel wat mensen pas actief worden tijdens
hun rook- of koffiepauze, of onderweg van en naar het werk. Toch weer die
uitlaatklep. Gewoon wat in het ijle staan roepen in je eentje wekt al snel
argwaan bij de omstaanders. Roepen doe je tegenwoordig dan ook in een tweet. Da’s
veiliger. Maar er zijn ook de subtiele grappenmakers, en de minder subtiele. Ik
heb al meermaals in een deuk gelegen door een rake observatie, een spitse
oneliner of een goed gevonden woordspeling. Ik lach méér, dank zij Twitter.
Dank u, Twitter!

’s Avonds wordt je dan weer overdonderd door de cassante
opmerkingen van would-be tv-recensenten. Wat ik vreemd vind is het
masochistische gehalte van collega-tweeps. Ze kijken naar domme programma’s om
daar vervolgens stoute dingen over te schrijven. Get a life, zou ik willen roepen, kijk dan toch naar iets anders
dan #sodd, #loslopendwild of #kruitfabriek. Je gaat toch ook niet naar een film
waarvan je vooraf weet dat je hem niet zult appreciëren? Een café waar je je
verveelt, daar ga je toch geen tweede keer naartoe? Op Twitter wel: daar blijf
je hangen in een café zonder bier. Om je daar vervolgens mateloos aan te
ergeren.

Hofnar

Waar ik absoluut niet van hou: de haatzaaiende schoften, de
drammerige betweters, de standup-comedians die positieve tweets over zichzelf
tot in het oneindige retweeten, de professor-politicus die langs de kant staat
te roepen in plaats van zijn kiezers te vertegenwoordigen, de reporters die hun
eigen, uiteraard briljante, stukken van de dag nadien promoten, de pipo’s die
niet kunnen relativeren en elk woord letterlijk interpreteren.

Maar daar bestaat een oplossing voor: je hoeft hen niet te
volgen. Dus volg ik Geert Hoste niet meer, om maar iets te zeggen. Grappige
oneliners hoefde ik toch niet van hem te verwachten. Rik Torfs blijf ik
vooralsnog wel volgen. Soms, heel soms, zegt de hofnar zinnige dingen.

Ik volg de extreem-rechtse idioten niet en ik voel ook niet
de behoefte om hen te stalken, laat staan hen te bekeren. Schorremorrie negeer
je maar best, terwijl ze wat staan brullen in hun donkerbruine hoekje. Ik heb
geleerd: hoe meer je aandacht aan hen schenkt, hoe geweldiger ze zichzelf
beginnen vinden. Dat gun ik hen niet.

Nuttig instrument

Twitter is ook een nuttig instrument voor mij. Door de permanente
stroom van nieuwsberichten van binnen- en buitenlandse radio- en tv-stations,
kranten en weekbladen te volgen, is wat er in de wereld gebeurt à la minute beschikbaar. Gisteren keek
ik naar de Engelse voetbaltopper Manchester United – Liverpool, the Hate Game, terwijl ik via Twitter
kon volgen hoe het BK veldrijden verliep.

Ik hoef ’s avonds niet meer naar de journaals te kijken of
luisteren, als ik de hele dag Twitter heb gevolgd. Het bezorgt me ruimte voor quality time: een goed gesprek, een
film, uitgesteld kijken naar een topreeks of… meer Twitter.

Verslaafd? Ja, toch wel. Maar ’t is een verslaving zoals je
als journalist aan het nieuws verslaafd kunt zijn (geen ongezonde verslaving, dus, dat zal ook de heroïneverslaafde u zeggen). Ik hoef heus nog niet te
laten weten dat ik naar toilet ga en welke kleur mijn stoelgang heeft, of dat
ik me niet goed voel, of dat ik me juist wel goed voel. Wat privé is, blijft
privé. Een beetje mysterie wil ik nog overeind houden. Als je daarop zat te
wachten, sorry. Ik ben niet van iedereen!