(Vanavond zendt
Canvas om 20u40 de eerste aflevering uit van een driedelige reeks over het
charisma en leiderschap van Adolf Hitler. Wéér Hitler?!, zult u misschien
zeggen, maar zonder deze duistere figuur valt de voorbije eeuw nu eenmaal niet
te duiden. De docu heet ‘The Dark Charisma of Adolf Hitler: Leading Millions
Into the Abyss’. Voor deze gelegenheid zet ik op deze plek een dertien jaar oud
interview met de Britse professor Ian Kershaw, de man die dé biografieën
schreef over Hitler. In deel 1 gaat het over de periode van Hitlers geboorte
tot 1936. Morgen deel 2, 1936-1945. Het oorspronkelijke artikel verscheen op
zaterdag 13 november 1999 in De Financieel-Economische Tijd.)

Wie een
geschiedenis van deze eeuw schrijft, kan niet om de figuur van Adolf Hitler
heen. Wie een biografie van de man schrijft, zit er helemaal mee opgescheept.
Tien jaar lang las de historicus Ian Kershaw alleen maar boeken over Hitler en
het Derde Rijk. Het eerste deel van zijn Hitlerbiografie, 1889-1936, werd zowat
unaniem geprezen. Gesprek met een man die het meest gehate en tegelijk meest
fascinerende personage uit de 20ste eeuw portretteerde.

‘Is
de 20ste eeuw de eeuw van Hitler?’ vraagt professor Ian Kershaw, hoofd van het
departement hedendaagse geschiedenis aan de universiteit van Sheffield en ‘s
werelds meest gerenommeerde deskundige van Duitsland onder het Derde Rijk, zich
af bij het begin van zijn ‘Hitler 1889-1936. Hoogmoed’, het eerste deel van de
misschien wel ultieme biografie van Adolf Hitler. ‘We zijn geneigd te denken
dat de twintigste eeuw heel wat positieve dingen opleverde en dat is ook zo,’
zegt Kershaw wanneer we hem ontmoeten in een rustig lokaaltje op de drukke
Antwerpse Boekenbeurs. ‘Dus willen we iemand die een positieve uitstraling
heeft uitroepen tot man of vrouw van de eeuw. Voor ik naar hier kwam, zag ik in
de luchthaven van Manchester nog een boek liggen met de titel ‘Pope John Paul
II, Man of the Century’. Vreemd, vond ik dat, want Johannes Paulus II is
waarschijnlijk niet eens de belangrijkste paus van deze eeuw. Je kan natuurlijk
Kennedy noemen, of Churchill, of iemand uit de wereld van kunst en cultuur,
maar als je ziet dat Hitler een rol speelde in de Eerste Wereldoorlog, dat hij
de hóófdrol vertolkte in de Tweede Wereldoorlog en dat de relatief saaie, min
of meer vredige tweede helft van de eeuw een gevolg was van die oorlog, ja, dat
hij zelfs de aanzet gaf tot de Koude Oorlog, dan mag je gerust stellen dat
Hitler de hele eeuw aanwezig is geweest. Ik zeg het niet graag, maar in termen
van emblematische impact heeft het Hitlertijdperk deze eeuw meer vorm gegeven
dan welke andere periode ook, zij het bijna uitsluitend in negatieve zin.
Hitler is één van de sleutelfiguren van de eeuw, misschien wel dé
sleutelfiguur.’

Halfgod

U schrijft dat
u minder geïnteresseerd bent in Hitlers karakter, dan in zijn methodes. Waarom?

Ian Kershaw: ‘De hamvraag
is: hoe slaagde deze man erin om in een zeer gesofisticeerde, geavanceerde staat
de macht te grijpen? Ik vind het antwoord niet in Hitlers karakter. De Hitler
die we kennen vanaf 1919 verschilt niet wezenlijk van de Hitler wiens eerste
dertig levensjaren ik in mekaar gepuzzeld heb. Wat veranderde waren de
omstandigheden. Ik zeg niet dat Hitlers karakter onbelangrijk is, maar het gaat
mij meer om hoe de Duitse samenleving omging met de man.’

‘Hoe was het
mogelijk dat op een bepaald moment veldmaarschalken kritiekloos de bevelen van
een korporaal wilden opvolgen?’ vraagt u zich af in het boek. Zeer goede vraag,
maar wat is het antwoord?

Ian Kershaw: ‘Het antwoord
ligt in de manier waarop deze kleine korporaal erin slaagde uit te groeien van
leider van een kleine partij tot volksmanipulator. Eerst werd hij alleen
ernstig genomen door het Beierse establishment, daarna pas door het Duitse.
Maarschalken en generaals hadden geen andere keuze dan trouw te zweren aan
iemand die halfweg de jaren dertig werd geportretteerd als een halfgod. Tegen
het begin van de Tweede Wereldoorlog was Hitlers macht absoluut. Eén man
domineerde het land, een merkwaardig fenomeen in een moderne staat.’

Hitler roemde
zichzelf als een ideale combinatie van theoreticus, organisator en leider. Was
dat terecht?

Ian Kershaw: ‘In Mein Kampf noemde hij zich ‘Programmatiker’
en ‘Politiker’. Ik denk dat dat klopte. Hij was geen conventioneel politicus;
hij had geen visionaire doelstellingen, maar hij beschikte wel over een scherp
politiek inzicht. Je mag Hitler niet vergelijken met een strateeg als Bismarck.
Hij creëerde een aura van leiderschap voor zichzelf. Als organisator was hij
echter verschrikkelijk. Hij organiseerde nooit wat, zelfs niet eens de partij
in haar beginstadium.’

De ideale
Arische mens werd voorgesteld als blond, met blauwe ogen, struis, groot en
sportief. Hitler zelf had donker haar, was klein en gedrongen. Hoe kon zo
iemand geloofwaardig overkomen?

Ian Kershaw: ‘De fysieke
karakteristieken van de ideale Ariër waren geen hersenspinsel van Hitler, ze
werden gecreëerd binnen de SS en door enkele racistische theoretici. Hitler was
te pragmatisch ingesteld om zich met dat soort definities bezig te houden. Voor
hem was een goede Ariër iemand met karakter, doorzettingsvermogen en de juiste
mentaliteit, het uiterlijk speelde minder een rol. Dat ideaalbeeld leidde
trouwens tot wrange grapjes onder de Duitse bevolking, die de perfecte Ariër
omschreven als ‘zo blond als Hitler’, ‘zo slank als Göring’ en ‘zo
recht-door-zee als Göbbels’. De Duitsers wisten heel goed dat er een verschil
was tussen ideaal en realiteit.’

Het toverwoord
in het Duitse leger was ‘kadaverdiscipline’. Ook daaraan beantwoordde de Führer
allerminst.

Ian Kershaw: ‘Zijn
persoonlijke levensstijl kan je omschrijven als artistiek, bohémien-achtig.
Maar hij betoonde eenduidige discipline in ruimere zin tegenover de missie die
de voorzienigheid hem in zijn eigen ogen had toebedeeld, met name om het Duitse
volk te leiden. Hij was geen workaholic, maar hij hield zich wel zeer strikt
aan zijn eigen standaarden.’

Betrouwbaar man

Hypothetische
vraag: wat zou er gebeurd zijn met Hitler, mochten de democratische partijen –
en met name dan Hindenburg en Von Papen – hem op 30 januari 1933 niet de macht
in handen hebben gegeven?

Ian Kershaw: ‘Ik denk dat
dat zou geleid hebben tot een enorm prestigeverlies voor Hitler, allicht ook
tot het einde van de weg voor hem. Het zou heel moeilijk geweest zijn voor hem
om dan nog een come-back te maken. De nazi-partij zou versplinterd zijn en met
de economische revival die net was begonnen, zou het bijna ondenkbaar geweest
zijn dat een dictator de macht kon grijpen.’

‘Vergeet
niet dat de nazi’s in november 1932, de vijfde verkiezingen al van dat jaar,
voor het eerst een paar miljoen stemmen verloren. De partij was virtueel
bankroet, er barstte een interne machtsstrijd los. Op 30 augustus 1932 had
Hitler nog geëist dat Hindenburg hem tot kanselier zou benoemen, een gevolg van
de grote winst die de NSDAP boekte bij de verkiezingen van juli. Hindenburg had
hem de deur gewezen. Dat was een grote klap voor Hitler. Het is onbegrijpelijk
dat Hindenburg zijn houding wijzigde in januari 1933. Voor Hitler was het de
hele tijd een kwestie van alles of niets geweest: macht of geen macht.’

Een andere
hypothetische opmerking, die Joachim Fest maakte in zijn Hitlerbiografie uit
1973 en die u overnam in uw boek, is dat Hitler als één van de grootste helden
uit de Duitse geschiedenis aanzien zou worden, mocht hij vlak voor de Tweede
Wereldoorlog gestorven zijn.

Ian Kershaw: ‘We weten
uiteraard niet hoe het verder afgelopen zou zijn, maar op dat moment zou men
hem inderdaad als heel belangrijk beschouwd hebben. Toch mogen we niet uit het
oog verliezen dat Hitlers politieke en militaire daden onvermijdelijk tot
oorlog moesten leiden. De oorlog en de genocide waren geen ongelukjes, je mag
niet stellen dat Hitler tot 1939 een groot leider was en dat ie daarna een paar
vervelende foutjes maakte.’

Hoe verklaart u
dat geroemde politici als Chamberlain, Churchill, Roosevelt en Daladier niet
inzagen waartoe Hitler in staat was en wat zijn werkelijke bedoelingen waren?

Ian Kershaw: ‘Je mag ze
niet allemaal over dezelfde kam scheren. Neem bijvoorbeeld Churchill. Zijn
visie op Hitler in het midden van de jaren dertig mag je gerust ambivalent
noemen. Churchill was bereid een fascistisch leider als Mussolini te
aanvaarden, zolang die geen bedreiging vormde voor de Britse belangen.
Hetzelfde dacht hij aanvankelijk over Hitler, tot hij inzag dat die heel andere
bedoelingen had. Churchill heeft zich met zijn openlijke waarschuwingen voor
het gevaar-Hitler lang in de politieke woestijn bevonden.’

‘Chamberlain
en de mensen die hem omringden in de ‘Appeasement’-groep wilden vooral een
nieuwe oorlog voorkomen; ze waren blind voor de gevaren, net zoals de Britse
bevolking trouwens. Groot-Brittannië was alleen maar bekommerd om zijn eigen
belangen en die lagen grotendeels buiten Europa. Chamberlain dacht dat Hitler
gewoon een fanatieke nationalist was. Wat kon het hem schelen dat Duitsland
plots Sudetenland inpalmde? Hij zag Hitler als een gevaar dat makkelijk in te dijken
was. In een brief daterend van september 1938 omschreef Chamberlain Hitler nog
als een betrouwbaar man. Pas nadat de nazi’s begin 1939 Praag binnen
marcheerden, wijzigde de Britse publieke opinie. Toen pas zag men in dat Hitler
niet met politieke middelen een halt kon worden toegeroepen.’

Zwart gat

Meestal biedt
een biografie een mengeling van het publieke- en het privé-leven van een
persoon. U noteert dat Hitler nauwelijks een privé-leven had.

Ian Kershaw: ‘Alle
biografen van Hitler worden met dat probleem geconfronteerd. Als je een
privé-biografie van Adolf Hitler zou schrijven, zou dat heel kort en heel
vervelend zijn. We hebben het hier niet over een groot denker, laat staan een
aantrekkelijk denker. Hij had geen geweldige ideeën, alleen maar een
gigantische politieke impact. Ook zijn culturele voorkeuren waren banaal,
vulgair zelfs.’

‘Stel
dat je een biografie van Churchill zou schrijven, dan krijg je te maken met een
interessant personage met specifieke karaktertrekken, wiens politieke ideeën de
hele tijd veranderen. Dat is niet het geval met Hitler. Hitlers politieke
ideeën veranderden niet tussen 1925 en 1945. Wat hij privé dacht, bracht hij
ook op het publieke podium. Hij trok zich nooit terug, kon zich niet
ontspannen.’

Maakte dat
ontberen van een privé-leven er uw taak als biograaf eenvoudiger op?

Ian Kershaw: ‘Neen,
integendeel. Ik bleef met een zwart gat in het centrum zitten. Hoe schrijf je
een biografie over zo iemand? Je kan immers niet over het individu op zich
schrijven. Ik heb niet geprobeerd Hitler als een gewoon man te portretteren,
wat hij ook niet was, maar ik wilde nagaan in welke omstandigheden hij tot zijn
recht kon komen. Ik schrijf over Hitlers macht en hoe hij die gebruikt. Mijn
boek is een mengeling van een traditionele biografie met een structurele en
sociale geschiedenis van het Derde Rijk.’

Hitler wordt
niet zelden als een krankzinnige afgeschilderd. John Lukacs protesteert
krachtig tegen dit beeld in zijn recente boek ‘Hitler en de geschiedenis’.
Volgens Lukacs is Hitler zelfs de populairste, revolutionaire volksleider uit
de geschiedenis. Wat is uw standpunt?

Ian Kershaw: ‘Het is onzin
om Hitler als een gek af te schilderen. Om te beginnen was hij niet krankzinnig
in medische termen. Op het eind van zijn leven, in 1944-’45, kan je misschien
aanvoeren dat hij mentaal instabiel was geworden, maar hij stond toen ook onder
een enorme druk. Trouwens, wat win je ermee om Hitler gek te noemen? Het zou
een apologie voor hem zijn, want een gek is niet verantwoordelijk voor zijn daden.
Het zou ook een apologie voor het Duitse volk zijn, dat zich de hele tijd liet
ringeloren door een gek. Een dubbele apologie, dus.’

‘Het
is moeilijk om zijn populariteit in de wereldgeschiedenis in te schatten, omdat
er nooit enquêtes zijn geweest op dat vlak, maar je mag gerust stellen dat hij
de populairste wereldleider van de jaren dertig van deze eeuw was. Of je hem
ook als revolutionair moet beschouwen, weet ik nog niet zo dadelijk.’

In zijn
controversiële bestseller ‘Hitlers gewillige beulen’ schrijft Daniel Goldhagen
dat de modale Duitser maar al te goed wist wat er met de joden in de kampen
gebeurde. Wat is uw vaststelling?

Ian Kershaw: ‘Ik hou niet
van Goldhagens boek. Eberhard Jaeckel, één van Hitlers Duitse biografen,
schreef boven een recensie in de Frankfurter Allgemeine Zeitung ‘Einfach ein
schlechtes Buch’ en daar kan ik mij wel in vinden. Toch stelt Goldhagen enkele
belangrijke vragen. Alleen oversimplifieert hij. Je moet nagaan welke
informatie op welk ogenblik beschikbaar was voor de hele bevolking. Ik
betwijfel of alle Duitsers op de hoogte waren van de uitroeiingskampen. Je mag
ook niet vergeten dat velen niet wílden weten wat Hitler allemaal deed, ze
sloten hun ogen en oren ervoor. De link tussen kennis en begrip kan hier niet
automatisch gemaakt worden. Goldhagen zegt: ze wisten er van en waren dus
medeplichtig aan de genocide. Ik vind die veralgemening fel overdreven.’

Een cruciale
vraag in Hitlers levensloop is: waar kwam zijn haat tegenover de joden vandaan?
U situeert het begin ervan in zijn Weense studentenperiode, begin 20ste eeuw.

Ian Kershaw: ‘Ik zie het
als een proces dat begon in Wenen en uitmondde in München, in het sleuteljaar
1919. Hitler was onmiskenbaar al antisemiet toen hij nog in Wenen woonde, maar
zowat iederéén was dat daar. In het leger begon hij zijn antisemitisme te
rationaliseren; hij weet de Duitse nederlaag tijdens de Eerste Wereldoorlog aan
de joden. In september 1919 noteerde hij dat de Duitse regering er alles aan
moest doen om álle joden te verwijderen. Daarin herkennen we al de latere
Führer.’

Hypochonder

U hebt net het
manuscript binnengeleverd van het tweede deel van uw Hitlerbiografie, die de
periode 1936-1945 beslaat. Vooruitlopend op uw bevindingen in dat boek, wil ik
u vragen of u het eens bent met Lukacs, die poneert dat veel van Hitlers
gedragingen vlak voor en tijdens de oorlog, een gevolg waren van zijn zwakke
gezondheid en de haast die hij had om zijn werk te voleindigen?

Ian Kershaw: ‘Rond zijn
vijftigste werd Hitler hoe langer hoe meer een hypochonder die nog een aantal
verwezenlijkingen wilde bereiken voor het eind van zijn leven. Psychologisch
was hij gehaast, ja, maar het mag niet de enige verklaring zijn voor de
radicalisering van het Hitlerregime. Er was ook de externe druk: hoe meer Duitsland
zijn spierbundels toonde, hoe meer tegenreactie er kwam van andere landen.
Lukacs’ verklaring is slechts gedeeltelijk juist.’

Kan je Hitlers
passage in de geschiedenis ook als nuttig bestempelen, in die zin dat we nu
weten tot wat de mens in staat is? We zijn, met andere woorden, gewaarschuwd.

Ian Kershaw: ‘Ik zou hem
niet zozeer nuttig noemen, want wie weet wat ons de 21ste eeuw nog allemaal te
wachten staat. Ik denk dat de Europeanen over honderd jaar zullen inzien dat
Hitler zowel een constructief als een destructief personage was. Hij heeft ons
veel geleerd over de manipuleerbaarheid van de samenleving, over het gebruik
van technologie ten dienste van de macht, over wreedheid.’

U hebt tien
jaar van uw leven gespendeerd aan het schrijven van uw Hitlerbiografie. In die
tijd hebt u alleen maar boeken gelezen over Hitler en het Derde Rijk. Was het
dat allemaal wel waard?

Ian Kershaw: ‘Ik heb niet
de tijd gehad om andere boeken te lezen, neen. Er zijn nu eenmaal onvoldoende
uren in een week om alles te doen wat ik zou willen doen. Of het dat allemaal
waard was? Ik ben geneigd om met ‘Ja’ te antwoorden. Misschien zou ik er tien
jaar geleden niet aan begonnen zijn, mocht ik geweten hebben welke moeite ik me
zou moeten getroosten om deze boeken te schrijven. Maar ik denk dat ik zinvol
werk gedaan heb; het is interessant om te weten hoe één van de belangrijkste
episodes van deze eeuw tot stand is gekomen. Binnenkort is mijn werk definitief
af. En wees gerust: er is leven na Hitler.’

Ian
Kershaw – Hitler 1889-1936. Hoogmoed – 1999,
Utrecht, Het Spectrum, 839 blz. ISBN 90-274-6571-1.