Blog Image

Maandans

It's a marvelous night for a moondance!

Meningen over actuele gebeurtenissen. Of oude teksten "revisited". Startend vanuit een persoonlijke nood om gehoord/gelezen te worden. Een beetje pretentieus, misschien, in de hoop zo een discussie aan te zwengelen. Of toch op zijn minst tot nadenken te stemmen. Leuk tijdverdrijf mag ook, natuurlijk. O ja, de naam "Maandans" is de letterlijke vertaling van "Moondance", een management-boekingkantoor voor jonge Belgische rockbands dat ik eind jaren tachtig had, maar vooral: een heerlijk swingend nummer van een toen nog piepjonge Van Morrison, één van mijn favoriete artiesten. Kom ook eens langs op Twitter: @FrankVanLaeken of op mijn website: www.frankvanlaeken.eu

Doe de stemtest (niet)

Politiek Posted on za, april 20, 2024 12:30:59

Elke zichzelf respecterende mediagroep pakt dezer dagen uit met de slogan ‘Doe de stemtest!’ Dat kan maar twee dingen betekenen: 1) er zijn over afzienbare tijd verkiezingen, 2) de mediaconsument is verknocht aan spelletjes en polletjes. We hebben een mening en we willen die kwijt. In dit geval: we hebben een mening en we willen weleens zien of die overeenstemt met ons toekomstig stemgedrag.

Ik ben, beken ik bij aanvang van deze blogpost, anders dan de meeste anderen en toch ook weer niet, want, jawel, ook ik ben verknocht aan spelletjes en (sommige) polletjes. Ik doe al meer dan twintig jaar de stemtest, al sinds die werd ingevoerd eigenlijk. De voorbije dagen heb ik dus de stemtest gedaan op de sites van De Morgen, hln.be (samen met VTM) en VRT NWS (die laatste is identiek aan die van De Standaard). Dat heeft me hooguit een halfuur van mijn voortschrijdende leven gekost. Valt nog mee.

Ik noem mezelf een gemotiveerde kiezer, het verbaasde me niet echt dat ik drie keer uitkwam bij de partij waarop ik, zonder grote politieke miskleunen van die partij en haar vertegenwoordigers de komende twee maanden, op 9 juni ook zal stemmen. U mag dat zelfs weten: Groen. Jarenlang heb ik gependeld tussen groen en lichtrood, maar dankzij Conner Rousseau, Tom Meeuws en de centrumrechtse tot ronduit rechtse standpunten van Vooruit-kopstukken op het vlak van asiel en migratie, wordt mijn keuze thans vergemakkelijkt. Ik zal nog eerder donkerrood stemmen dan op een partij die racisme minimaliseert. Een linkse jongen moet zijn heil op links zoeken, niet bij flauwe afkooksels of fletse kopieën.

De Morgen formuleerde 26 stellingen op basis van het reële beleid van de zeven partijen die in de stemtest aan bod komen (overigens terecht, die strenge selectie, want Voor U en aanverwanten hebben geen echt partijprogramma, hooguit wat stellingnamen in specifieke dossiers, áls ze die al hebben). ‘Deze stemtest kijkt als enige naar wat partijen doen, niet naar wat ze beloven,’ belooft De Morgen. In 18 van de 26 voorgelegde thema’s kwam ik uit bij Groen. Klinkt logisch, in mijn geval. Wat minder logisch is, is dat ik op N-VA (13 overeenkomstige stellingen) en Vlaams Belang (10) na bij eender welke andere partij had kunnen uitkomen, want bij Open Vld, CD&V en Vooruit was er maar één stellingname verschil, bij PVDA twee. Eén afwijkend antwoord en ik was elders beland. Dat maakt deze stemtest niet geloofwaardig voor mij. Het is nastrevenswaardig om niet uit te gaan van het programma maar van het reële gedrag van de verkozenen, maar blijkbaar geeft dat nauwelijks verschil. Vreemd.

Op hln.be deden ze iets Tinder-achtigs. Op basis van je standpunten, die varieerden van helemaal akkoord tot helemaal niet akkoord met de partijstandpunten, werd je gematcht met een partijkopstuk. In mijn geval was dat Jeremie Vaneeckhout, covoorzitter van Groen. Heel eerlijk, mocht ik op Tinder zitten (quod non), zou ik bij het zien van deze sympathieke meneer toch naar links swipen. Over politiek wil ik het nochtans graag met hem hebben, gezien we voor 85 procent hetzelfde denken. Die vijftien procent zit ‘m in de details, want HLN en VTM maken het de deelnemer te moeilijk. Tussen een beetje akkoord en helemaal akkoord (of helemaal niet) zit een flinke gradatie. Je zou kunnen zeggen: hoera, nuance, maar voor dit soort tests is een simpele ‘ja’ of ‘neen’ (of ‘eens’/’oneens’) veel helderder. Je kunt niet een beetje zwanger zijn. Je kunt het wel een beetje eens met iets zijn, maar dat werkt niet in een stemtest, die per definitie zwart/wit is.

Bij de Stemtest van VRT NWS/De Standaard, de moeder aller stemtests zou je kunnen stellen, kwam mijn eindresultaat neer op 78 procent Groen, 73% PVDA, 72% Vooruit, 55% Open Vld, 35% CD&V, 32% N-VA en 26% Vlaams Belang. Kijk, dat is een helder overzicht en zegt wellicht veel meer over mij dan de twee andere polls. Dat mijn standpunten toch nog voor een kwart overeenstemmen met een partij die ik verfoei, komt ongetwijfeld omdat die partij zogezegd economisch links heet te zijn. Zij liegt, ik niet.

Al 1,2 miljoen Vlamingen ontdekten hun ‘match’, orakelt hln.be. Dat kan beter, roepen ze bij VRT NWS: 1,75 miljoen keer (zelfs 2 miljoen als je er de versie voor Wallonië bijneemt). Dat kan niet, zeg ik. Je maakt mij niet wijs dat er respectievelijk 1,2 en 1,75 miljoen unieke Vlamingen deze tests hebben ingevuld. Dat zou neerkomen op 1 op 5 tot 1 op 3,5 Vlamingen. Zo geïnteresseerd is de Vlaming niet en ik wil ook niet geloven dat er veel Franstalige surfers eens wilden bekijken bij welke Vlaamse partij ze zouden uitkomen mochten ze hier moeten gaan stemmen. Heel veel mensen hebben de test dus twee keer of nog vaker ingevuld. Om na het wijzigen van een aantal antwoorden dan toch uit te komen bij hun preferentiële partij? Om de resultaten te ontregelen? Voor de lol? Het maakt eventuele totaalresultaten al dadelijk ongeloofwaardig. Ik wil niet weten hoeveel keer de test werd uitgevoerd, maar hoeveel individuele mensen een of meerdere invulrondes hebben gedaan. Kans is groot dat je op enkele honderdduizenden uitkomt, dat zou veel realistischer zijn. Of is de Vlaming geïnteresseerder in een stemtest, in feite een spelletje, dan in politiek zelf?

Nogmaals: ik heb de tests zelf gedaan en ik ben op zich wel blij dat ik niet bij een partij word geklasseerd waar ik weinig of geen affiniteit mee heb. Toch moet je dit zwaar relativeren. Als u écht wil weten wat uw partij (of alle partijen) denkt (denken) over bepaalde onderwerpen, moet u surfen naar hun site(s). Dat kost meer tijd, maar het zal een correcter beeld geven. Als u, daarentegen, écht wil weten welke partij(en) dezelfde visie heeft (hebben) als uzelf, kost dat nog net iets meer tijd. Maar het uiteindelijke resultaat van uw electorale zoektocht zal veel realistischer en geloofwaardiger zijn dan de match die de stemtesten u zullen voorhouden.

Doe de stemtest dus enkel als indicatie.

Doe de stemtest niet als u een volledig realistisch beeld wilt hebben van uzelf en de partij van uw voorkeur.

Doe de stemtest niet als u op zoek bent naar de partij die het beste bij u past. Dat vergt een grotere inspanning.

Ik mag hopen — zo naïef ben ik soms nog wel — dat toekomstige kiezers iets meer tijd zullen steken in hun belangrijke bijdrage tot de verkiezingsuitslag dan alleen maar wat stemtests invullen, al dan niet meerdere keren. De enige echte stemtest is op 9 juni. Al de rest is tijdverdrijf.



Vervreemding

Politiek, Samenleving Posted on za, april 13, 2024 12:56:00

Elke avond kort na vijf uur belt mijn moeder me op (‘Want dan is ’t veurniet hé’), in het weekend gebeurt dat op het middaguur (‘Want dan is ’t oejk veurniet hé’): dan praten we even bij en kan ik vooral detecteren of haar tweeënnegentigjarige knoken en hersenen nog goed meewillen. Meestal begint ze haar gesprek alsof er nooit een etmaal heeft tussen gezeten (‘Seg, waddak wou zegge…’). Heel vaak maakt ze in dat korte gesprek een duik in een ver verleden. Zo gaat dat nu eenmaal als je meer achter dan voor je hebt liggen, iets wat ik zelf ook al een tijdje besef (tenzij ik de honderddertig zou passeren), al probeer ik me te hoeden voor overdreven veel zin voor nostalgie en is het ‘Vroeger was het beter’-riedeltje mij vreemd.

Eind vorige week was mijn moeder boos. Ze was met haar rollator — waarop ze een paraplu heeft laten monteren die op zonnige dagen ook als parasol kan dienstdoen, handig! — naar de bank gestapt om geld op te halen, iets wat sinds het weghalen van de geldautomaten in de meeste bankkantoren geen sinecure is. Vrijdagochtend, zo wist ze, is het kantoor open. Neen, dus. Ze stond voor een gesloten deur. Haar boosheid werd ingegeven door haar vergeefse inspanning, maar goed, zo kon ze vlakbij nog iets nuttigs doen bij de plaatselijke Albert Heijn-vestiging (‘Den ‘ollander’).

Ik begreep haar boze opmerking zeer goed. Een jaar of twee geleden verdween de geldautomaat en moest ze opeens een afspraak maken om geld op te mogen halen. Háár geld! Ongeveer een jaar geleden waren maandag- en donderdagochtend de momenten dat het bankkantoor open was. Tot ze weer eens voor een gesloten deur stond, omdat de openingsmomenten zonder boe of ba gewijzigd waren naar dinsdag- en vrijdagochtend. En nu dus dit. Als mijn moeder voortaan geld wil ophalen (ik herhaal: háár geld), moet ze naar de bank bellen en een afspraak maken. ‘Mag ik alstublieft aan mijn centen komen?’ De omgekeerde wereld.

Dienstverlening onder het nulpunt, maar je betaalt er wel steeds meer voor. Hoe minder service, hoe meer je moet afdokken, dat klinkt in geen enkele wereld logisch en aanvaardbaar. Voor mensen die een respectabele leeftijd bereikt hebben (en die in heel wat gevallen niet al hun verrichtingen op computer kunnen of willen doen, mijn moeder heeft er zelfs geen), is dit onbegrijpelijk. Voor mij, een generatie verder, ook. En dan maar klagen over het gebrek aan sociaal contact onder de mensen. Als burger word je hoe langer hoe meer in een keurslijf gewrongen: zowat alles wordt geautomatiseerd, vaak ten goede (denk aan routineuze arbeidsprocessen), maar er wordt niet meer stilgestaan bij de kwalijke gevolgen voor een groeiende groep ouderen die heus niet allemaal computergeletterd zijn.

Ik geef nog een voorbeeld uit eigen keuken. Drieëndertig jaar geleden lokte de liefde me weg uit Antwerpen en ging ik in het Pajottenland wonen. Toen nog ongerepter dan nu, de lintbebouwing staat niet stil. Eerst dertien jaar in Gooik, sinds kort twintig jaar in Tollembeek. Tollembeek was tot eind 1976 een aparte gemeente, met een eigen gemeentehuis, eigen bankkantoren, eigen winkeltjes, een handvol cafés, een succesvolle en populaire kaatsclub, een kerk die vol zat op zondag, enzovoort. Tijdens de grote fusieoperatie van 1 januari 1977 werd Tollembeek samengevoegd met Vollezele en Galmaarden, onder de hoofdnaam Galmaarden. Een logische beslissing, want dit was een schaalvergroting die geld bespaarde (en, integendeel, zelfs geld opleverde). Wat er toen niet werd bij verteld, is dat alle gemeentelijke voorzieningen nu dubbelop waren. Tripelop, zelfs, want drie gemeenten werden één. En dus verdwenen eerst twee overbodige gemeentehuizen en nadien ook nog de loketten die aanvankelijk openbleven voor lokale dienstverlening. Ook de bankkantoren verdwenen een voor een: ze zijn nu verspreid over de drie deelgemeenten, maar als ‘jouw’ bank elders te vinden is, moet je dus een grotere verplaatsing maken. Sinds de brand in de kerk van Galmaarden in 2008 moeten de overtuigde katholieken van de fusiegemeente naar Tollembeek komen. Er wordt niet meer gekaatst in Tollembeek, wel nog in Galmaarden. Om je te verplaatsen van dorp naar dorp heb je een auto nodig, want er zijn nauwelijks trottoirs en al helemaal geen fietspaden, wat het behoorlijk riskant maakt op de redelijk drukke wegen.

Op 1 januari 2025 worden de gemeenten Galmaarden, Gooik en Herne samengevoegd tot — zie mij dat woord uitspuwen — Pajottegem. Schaalvergroting die ongetwijfeld zal leiden tot servicevermindering. Weer twee gemeentehuizen die uiteindelijk zullen sluiten. Iemand zal wel de term ‘synergie’ lanceren, wat in de bedrijfswereld onveranderlijk neerkomt op ontslagrondes in naam van een rationeel beleid. Zo zal het ook zijn bij deze fusieoperatie: er komt meer geld van de Vlaamse overheid binnen en in ruil krijgen de inwoners, nou ja, steeds minder. En mensen zoals mijn moeder, een weduwe, zullen verder vereenzamen, zowel waar zij woont, in Merksem, als haar generatiegenoten hier in de buurt.

Luc Van Gorp, de grote baas van de Christelijke Mutualiteiten, gooide begin deze week een stevige kassei in de kikkerpoel: de 650.000 tachtigplussers van vandaag zullen er tegen 2050 1,3 miljoen zijn. (’t Is te zeggen: het zullen er anderen zijn, maar u begrijpt wat er bedoeld wordt.) En dat wordt een gigantisch probleem, ‘een regelrechte zorgcrash’ in de woorden van Van Gorp, die verder in een interview met Het Nieuwsblad de ietwat ongelukkig gekozen woorden ‘dat is een berg vlees’ gebruikte. De CM-voorzitter pleitte ervoor om begrippen als ‘voltooid leven’ en ‘levensmoeheid’ ernstig te nemen. ‘Zachte euthanasie’ (wat dat ook moge betekenen) moet mogelijk zijn, konden we afleiden uit zijn woorden.

Ik ken Luc Van Gorp een beetje: een zeer aimabele man, maatschappelijk betrokken, solidair, iemand die niet vanuit een ivoren toren praat, want hij gaat in de zomermaanden elk jaar een stage doen op een moeilijke plek met grote maatschappelijke uitdagingen, vorig jaar in een abortuscentrum (wat zijn katholieke achterban niet zo prettig vond!), voordien ook nog in een woonzorgcentrum waar dementenzorg centraal stond. Ik ontving enkele maanden geleden een persoonlijke uitnodiging van hem om een film over omgaan met dementie, van de jonge Nederlander Teun Toebes, bij te wonen, een stevig pleidooi voor goede ouderenzorg en zeker geen pro-euthanasie-documentaire. Ik mocht Van Gorp ook al als praatgast ontvangen op het culturele evenement MoMeNT in Tongeren, waar hij op andere dagen de meest geëngageerde toeschouwer was: zijn dagelijks verslag van de editie 2019 koester ik. Niet zomaar iemand die eender wat zou verklaren, dus.

Ben ik het eens met Luc Van Gorp? Gedeeltelijk wel. Hij opent een zeer relevant maatschappelijk debat dat steeds uit de weg wordt gegaan, maar dat als een molensteen rond de spreekwoordelijke nek van de samenleving hangt. Er komen steeds meer ouderen bij: hoe gaan wij met die problematiek omgaan, wetende dat er heel wat chronisch zieken zijn en dat in deze harde, neoliberale samenleving vijftigplussers al uit de boot vallen op de arbeidsmarkt, laat staan nog iets mogen betekenen ná hun pensioen? Anders gezegd: we worden gedwongen om meer jaren passief te leven en de kans dat we een ernstige ziekte opdoen onderweg en daar langer dan onze voorouders mee moeten leven, is bijzonder reëel. Er zijn ook te weinig zorgverleners en ze worden onderbetaald. Vicieuze cirkel, iemand?

Toch vind ik Van Gorps conclusie te simpel. Of simplistisch. In plaats van te wijzen op een situatie die reeds ernstig is en die nog verder zal uitgroeien tot een onoplosbaar lijkend probleem, tenzij we de exit drastisch vergemakkelijken, zouden we met z’n allen moeten nadenken hoe we naarmate we ouder worden, een zinvol leven kunnen behouden. Dat zal inspanningen vereisen, ook financiële. Er moet méér geld naar de zorg, zorgverleners moeten flink méér betaald worden, mensen moeten — indien ze dat fysiek en mentaal aankunnen — langer aan de slag blijven, bedrijven moeten méér inzetten op het doorgeven van rijke ervaring. Meer, meer, meer. En dat moeten we doen uit respect voor de oudere generaties en uiteindelijk ook met onszelf, want ooit zijn wij die oudere generatie.

Als u het mij vraagt: ik wil niet afgeschreven worden, omdat ik officieel gepensioneerd ben, net zomin als dat ik afgeschreven wilde worden toen ik op mijn drieënvijftigste werkloos werd. Het gebeurde wel en het zal, vrees ik, opnieuw gebeuren in de toekomst, met mij en met anderen. Ik zal ertegen vechten, maar misschien word ik ooit zodanig hulpbehoevend, dat ik wel permanente hulp moet zoeken, of een verblijf op een plek waar ik dagelijks verzorgd kan worden. Misschien ben ik tegen dan levensmoe (en dan moet ik vooral mijn zelfbeschikkingsrecht kunnen uitoefenen), misschien ook niet (en dan moet men mij in mijn waarde laten en voor vol aanzien).

Ik ben al sinds mijn vierendertigste lid van de vzw Recht op Waardig Sterven, lang vóór de euthanasiewet er kwam. Ik stond te juichen toen de paarsgroene federale regering-Verhofstadt I begin deze eeuw én de euthanasiewet én de wet op de palliatieve zorg én de wet op de patiëntenrechten én het homohuwelijk heeft doorgedrukt, waardoor dit land ethisch op een verhoogje is komen te staan ten opzichte van de buurlanden, op Nederland na, en de rest van de wereld. Ik koester die status. Dat zouden we allemaal mogen doen. Ik vind ook dat de imperfecte euthanasiewet zo snel mogelijk moet uitgebreid worden voor wie ooit een wilsverklaring heeft opgesteld en op een gegeven ogenblik ‘verworven wilsonbekwaam’ wordt, zodat wie bijvoorbeeld dement wordt, alsnog euthanasie kan krijgen en niet — zoals Hugo Claus of Jan Ceuleers — te vroeg moet ‘vertrekken’ omdat het niet meer kan zodra je zelf niet meer kúnt beslissen. Ik respecteer ook mensen die die keuze niet willen of kunnen maken, vanwege hun geloof, bijvoorbeeld, alleen is dat respect helaas niet wederkerig, want net in die kringen werd eerst abortus, later euthanasie en nu ook een aanpassing van die twee bestaande wetten onmogelijk gemaakt. Dat de democratie daarbij verkracht werd en wordt, vinden die lieden blijkbaar aanvaardbaar. De euthanasiediscussie wordt door reactionaire heerschappen misbruikt en herleid tot een of/of-kwestie, terwijl het en/en zou moeten zijn. Én volwaardige ouderenzorg, én volwaardige palliatieve zorg, én euthanasie voor wie daarvoor kiest (en volgens de wet in aanmerking komt).

Om maar te zeggen: we moeten niet alleen nadenken over de problematiek van de ouderenzorg, we moeten er ook effectief iets aan doen en liefst nog voor we zelf in een situatie belanden dat anderen over ons moeten beslissen. Hoe neoliberaler en asocialer de maatschappij wordt, hoe kleiner de kans dat wie niet meer in het plaatje past zich nog welkom voelt.

Ik kom terug op de situatie van mijn moeder, die op een weliswaar iets gezapiger tempo dan weleer door het leven banjert. Mensen zoals zij klagen steen en been (en terecht!) over het wegvallen van sociaal contact. Het gemeentehuis (of districtshuis) is nog maar beperkt open, bankkantoren hebben strikte openingsuren of gaan dicht, openbare dienstverlening valt grotendeels weg, we worden allemaal geacht een smartphone te hebben en daarop tig apps te installeren, om nog enigszins in contact te blijven met de buitenwereld. Hoe absurd dat ook moge klinken, want dat contact is uiteraard letterlijk afstandelijk.

Vervreemding, daar draait dit om.

De Mensen raken vervreemd van Het Systeem, Het Systeem raakt vervreemd van De Mensen, de volgorde mag u zelf bepalen.

Vervreemding leidt tot fundamentele angst en zoals de geniale Duitse filmmaker Rainer-Werner Fassbinder precies vijftig jaar geleden al wist: Angst essen Seele auf. Angst vreet de ziel op. In die film ging dat over de onmogelijke relatie van een Turkse gastarbeider met een (West-)Duitse poetsvrouw, die door hun familieleden, buren en collega’s werd afgekeurd. Ze vochten tegen vooroordelen die oordelen waren geworden. Dat doen oudere mensen vandaag ook. Dat doen mensen met een andere achtergrond of huidskleur vandaag ook. Dat doet iedereen die het gevoel heeft er niet meer bij te horen vandaag ook. Angst voor het vreemde (xenofobie) doet mensen al wie er vreemd uitziet of van elders komt wantrouwen of haten. Vooral omdat ze die mensen niet (willen leren) kennen. Angst vreet nog altijd zielen op.

Vervreemding leidt tot vreemde capriolen bij de mensen. Ze willen iemand de schuld geven voor wat er gebeurt. Van ‘vervreemding’ naar ‘de vreemdeling’ is dan slechts een kleine stap, een woordspelletje haast, aangevuurd door een extreemrechtse partij en hun onbedoelde handlangers in de zogeheten ‘democratische’ partijen. Het is tegelijk des mensen én kortzichtig dat we een zondebok zoeken voor wat ons overkomt: de polletiekers, de vreemdelingen, de wokebrigade, etcetera. Klinkt goed, slaat meestal nergens op.

Vervreemding heeft als vervelend neveneffect dat we steeds meer geïsoleerd raken, wat des te meer geldt voor wie alleen is komen te staan in het leven.

In plaats van echt contact te zoeken, ‘ontmoeten’ we elkaar online. Vervreemdend.

Anonieme haatzaaiers hebben grote praatjes, ze zetten mensen tegen elkaar op. Vervreemding.

Machtige naties en populisten verspreiden gretig fakenews, wat vervreemding (van de realiteit én van de medemens) in de hand werkt.

De overheid wil zo weinig mogelijk geld steken in de zorg voor de burger en de burgers hebben steeds meer (en steeds langer) zorg nodig. Boeken zijn er volgeschreven over de zogeheten kloof tussen burger en politiek, maar volgens mij is er meer aan de hand. De fameuze kloof tussen burger en politiek is veel meer nog een kloof tussen (winst)efficiëntie en effectiviteit (van dienstverlening), tussen zo weinig mogelijk willen besteden aan het volk en zo weinig mogelijk willen toegeven aan de overheid, tussen ontmenselijkende digitalisering en reële nood aan sociaal contact, tussen een beleid dat steunt op dure rapporten van nog veel duurdere consultants en de rauwe werkelijkheid in de straten en op de pleinen, tussen een visie met de mens als volgeling en de mens die niet meer kan of wil volgen.

De gevolgen van die vervreemding zullen op 9 juni voor de zoveelste keer zichtbaar worden, waarna allerlei -ologen slimme analyses zullen schrijven waarin de woorden ‘kloof’, ‘burger’ en ‘politiek’ opnieuw van de pagina’s zullen springen. Ad infinitum, tot er — wie weet, ooit? — fundamentele beslissingen worden genomen om álle burgers als volwaardig te beschouwen en de vervreemding een halt toe te roepen. Of het tegenovergestelde, natuurlijk. Dat zou ik dan weer bevreemdend vinden.



Israhel

Geschiedenis, Politiek, Samenleving Posted on za, april 06, 2024 12:30:18

Morgen is het precies zes maanden — honderd drieëntachtig dagen — geleden dat Hamas een bloedbad aanrichtte op Israëlische bodem. Die dag werden dertienhonderd burgers gedood, tweehonderdvijftig gijzelaars naar Gaza meegenomen, vrouwen en meisjes verkracht, duizenden anderen getraumatiseerd voor het leven. Een dag nadien sloeg Israël terug, maar wat eerst op wettige zelfverdediging leek, was dat na een paar dagen allang niet meer. Een half jaar nu al. En het einde is nog lang niet in zicht. De teller staat op, naar schatting, drieëndertigduizend doden aan Palestijnse kant. Vrouwen, kinderen en hulpverleners eerst. Een veelvoud van wat Hamas had aangericht. And counting…

Het zou al te makkelijk zijn om de oorspronkelijke, afschuwelijke wandaden van Hamas uitsluitend toe te schrijven aan een gerechtvaardigde strijd tegen onderdrukking en een verklaarbare reactie tegen het gedwongen leven in een openluchtconcentratiekamp. Het zou nog veel makkelijker zijn om de oorzaken van die moorddadige raids van 7 oktober, vijftig jaar en één dag na de start van de Jom Kipoer-oorlog van 1973, níet te linken aan de onmenselijke situatie in Gaza — waar tot voor kort meer dan een miljoen mensen moesten overleven binnen de omheinde contouren van een veel te klein gebied —, aan de kolonisatiepolitiek elders in Israël en aan de extreemrechtse koers die de Israëlische regering tegenwoordig vaart.

Onderdrukking kweekt verzet.

Verzet kweekt terroristisch geweld.

De kans is groot dat een Gazaanse tiener die deze horror overleeft, binnenkort zelf de wapens zal opnemen tegen de vijand. Zo werkt oorlogslogica nu eenmaal. Dat moet Israël ook weten. Erger nog: dat wéét Israël maar al te best. Die gruwelijke zevende oktober 2023 kwam dit Israëlische regime van haviken cynisch genoeg goed uit. Hadden ze meteen een excuus om genadeloos terug te slaan onder het mom van zelfverdediging. Hamas en de Israëlische regering waren in deze objectieve bondgenoten.

Deze week nog werden zeven hulpverleners van de organisatie World Central Kitchen gedood bij een Israëlische luchtaanval. Foutje, gaf Benjamin Netanyahu aan. (Geen vergissing, maar een bewuste aanval op deze en andere hulporganisaties, om volgende konvooien af te schrikken en de vluchtelingen in Gaza nog wat meer te laten lijden, voeg ik er snel aan toe.) Triest en woedend, noemde de Amerikaanse president Biden zich, terwijl hij net nog wapens had geleverd aan de bondgenoot in het Midden-Oosten. Wat de rechterhand neemt, geeft de linkerhand terug, en vice versa.

Ook nog deze week bombardeerde Israël de Iraanse ambassade in de Syrische hoofdstad Damascus. Omdat het kan. Omdat Israël de best bewapende natie uit de regio is. Omdat het land dat in 1948 begon als een kunstmatige constructie zich ondanks alles gesteund weet vanuit het Westen. Dat er een uitgebreid regionaal conflict geriskeerd wordt, ach, we zien wel…

Dat hebben we allemaal te danken aan een historische vergissing. Eeuwenlang werden Joden gehaat, gepest, vervolgd, gedood. Een verschrikkelijke geschiedenis. Op 2 november 1917, in volle Groote Oorlog, schreef de Britse minister van Buitenlandse Zaken Balfour een brief waarin hij de vestiging van een joodse staat propageerde. Na de verschrikking van de Holocaust tijdens de Tweede Wereldoorlog was een groot deel van de wereld bereid om tegemoet te komen aan de verzuchtingen van Joden over de hele wereld om een thuishaven te krijgen. Helaas kun je de wereldbol niet uitbreiden. De aarde bestaat niet uit landbouwgrond waarvan je met één pennentrek bouwgrond kunt maken, zo gaat dat niet. Overal was grondgebied toegewezen aan of veroverd door een bepaalde natie. Er werd dan maar beslist om Palestijns grondgebied in 1948 uit te roepen tot de nieuwe staat Israël, mits wat toegevingen aan de Palestijnen die er woonden. Als er ooit sprake was van omvolking in de recente wereldgeschiedenis, dan was het wel daar en dan.

Sindsdien rommelt het in de regio. Israël genoot daarbij de westerse sympathie, nog altijd een gevolg van een collectief schuldgevoel na de Holocaust én het feit dat Israël aanvankelijk alleen stond tegen de omringende landen. De underdogpositie wekt sympathie op. Dat de machtige Verenigde Staten de hele tijd achter Israël stonden en ook nu nog staan, heeft daarbij het verschil gemaakt. Zodanig dat opeenvolgende Israëlische regeringen zich heel veel konden permitteren. De regering-Netanyahu VI, die eind 2022 aantrad, wordt gedomineerd door extreemrechtse en religieus-zionistische hardliners, aangevoerd door een opportunistische premier die zonder scrupules alles doet om aan de macht te blijven.

Vrijdag vernamen we dat Israël gebruik maakt van Artificiële Intelligentie om gerichte aanvallen op doelwitten uit te voeren. Dat daarbij ook duizenden burgerslachtoffers vallen, zegt iets over de onvolmaaktheid van AI. Of over de Artificiële Menselijkheid die zich genesteld heeft in het Israëlische regime.

Wat in Gaza gebeurt, werd al heel snel door enkelingen ‘genocidair’ genoemd. Dat werd aanvankelijk nog tegengesproken door internationale juristen, die liever voorzichtig bleven. Zo zijn juristen nu eenmaal, zeker als het over mensenrechten gaat. Zo veel maanden later is genocide nog de enige term die van toepassing lijkt in Gaza. Alleen gewetenloze malloten zullen vandaag nog beweren dat Israël het gelijk aan zijn kant heeft. Pseudofilosoof Maarten Boudry schreef verschillende keren dat Israël moreel hoogstaander is dan Hamas, alsof je een land kan vergelijken met een organisatie. Hoe ver kan je afdwalen? Hoe kan je jezelf zo intellectueel buitenspel zetten?

Laten we een kat een kat noemen. Netanyahu is een oorlogsmisdadiger. Zijn regering bestaat uit niets en niemand ontziende, oorlogszuchtige criminelen. Het Israëlisch regime is genocidair. Laten we niet langer aarzelen om dat zo te benoemen en onze, door historische gebeurtenissen ingegeven, schroom opzijzetten voor het echt te laat is. We denken er nog niet aan om Netanyahu te vergelijken met, noem hem nog maar eens, ja, Hitler, 1) omdat reductio ad Hitlerum soms te simpel is om iemand tot de familie van historische monsters te kunnen rekenen, en 2) omdat er nu eenmaal die beladen historiek is van het volk waartoe Netanyahu en de zijnen behoren, maar het valt nog moeilijk te ontkennen dat de Israëlische premier en zijn medestanders in uitroeiingsmodus verkeren. Niet de Hamasstrijder is het doelwit, wel de Palestijn. Dat hebben voortvarende Israëlische kabinetsleden ook openlijk gezegd: de Palestijnen moeten weg. Definitief. Dat klinkt, nou ja, ik ga het na enige aarzeling toch schrijven, een beetje als een (soort van) Endlösung, niet?

Voor de Palestijnen is het land dat ooit van hen was een hel geworden. Israhel. Met dank aan de weifelachtige, laffe houding van westerse politici, de blijvende militaire en politieke steun vanuit de Verenigde Staten, en het wegkijken van een groot deel van de wereld. Wanneer confronteren wij, westerlingen, Israël eindelijk vanwege hun misdaden tegen de menselijkheid, zoals tot nog toe alleen de Zuid-Afrikanen en enkele uitzonderlijk dappere westerse politici, zoals onze Caroline Gennez, dat tot nog toe hebben aangedurfd? En, ja, die gijzelaars moeten worden vrijgelaten en de Hamasmoordenaars berecht, maar wat nu aan de gang is, heeft helemaal niets meer te maken met gerechtvaardigde strijd. Israël moet gestopt worden.



Pauw

Radio en Televisie, Samenleving Posted on za, maart 30, 2024 12:42:51

‘De pauw is waarschijnlijk de oudst bekende siervogel,’ lees ik op Wikipedia.

Bij de pauwen, een geslacht van grote hoendervogels, zijn het de mannetjes die kunnen uitpakken met een veelkleurige staart. Ze dragen met de nodige trots een gekleurd verenkleed met grote sierveren. Pauwen worden traditioneel gehouden in parken en tuinen. Ze stralen schoonheid en ook wel macht uit. ‘Zie ons hier staan pronken!’ In het keizerrijk China en in Mantsjoerije stond een pauwenveer op een hoed gelijk aan een hoge maatschappelijke onderscheiding.

Als de mannetjespauw een wijfje wil veroveren, draait hij zijn rug naar haar toe, zodat ze om hem heen moet lopen en niet anders kan dan zijn verenpracht bewonderen. Mannetjes verzamelen twee tot vijf wijfjes om zich heen en paren met hen.

Nomen est omen.

Al toonde Bart De Pauw zich minder zelfzeker dan de bijna gelijknamige vogelsoort. Hij liep zelf achter de vrouwen aan met de smeekbede om alstublieft-alstublieft naar zijn veren te willen komen kijken. Het was voor zijn eenzaamheid, zullen we maar zeggen, waardoor het typetje ‘Man van Melle’ wel zeer merkwaardige gelijkenissen vertoonde met de man die hem zo kundig en grappig opvoerde.

***

De Pauw — de man, niet de vogel — stond de voorbije weken na een periode van relatieve stilte weer midden in de belangstelling. Dat hebben we te danken aan het stuntelige optreden van de ceo van de VRT, Frederik Delaplace, en enkele leden van zijn directiecomité, met voorop Ricus Jansegers, een notoire kijkcijferjager met een verleden bij VT4 en VTM, waar stofzuigerverkopers meer thuishoren dan bij de openbare omroep. Jammer genoeg is de VRT al een jaar of twintig de speelbal van rücksichtslose marketeers, wereldvreemde cijferaars en schaamteloze commerçanten. De openbare omroep verdient beter. Wij verdienen beter.

Eerst werd de uitzending van de driedelige documentaire Het proces dat niemand wou tot twee keer toe zonder opgave van redenen uitgesteld, vorige week besliste de ceo dat eigenhandig voor de derde keer te bevelen. Zogezegd om de bemiddelingspoging van De Pauw richting door hem belaagde vrouwen, waarvoor hij nota bene ook veroordeeld werd, een kans op slagen te geven. De Pauw wilde de Woestijnvisdocumentaire aangepast zien, zonder de getuigenissen van de vrouwen die géén gelijk kregen voor de rechtbank. En hij wilde zelf aan het woord komen. Faut le faire, een afgewerkt en met de prestigieuze Ha van Humo bekroond werkstuk willen manipuleren. Hoeveel hoogmoed kan een mens bij zichzelf verdragen? De VRT-bonzen bogen gewillig als een knipmes voor hun voormalige kijkcijferkanon. De slachtoffers wisten van niets. Foutje…

Na een weekje intern en extern spitsroeden lopen, kwam Delaplace — ook al na een stevige ontmoeting met de leden van de raad van bestuur — op zijn oorspronkelijke beslissing terug en werd de eerste aflevering van de docu woensdag alsnog uitgezonden. Het waren opeenvolgende, zwaar contrasterende ingevingen van een ruggengraatloze baas, want als hij zijn eerste demarche oprecht meende had Delaplace zijn standpunt wel blijven verdedigen, in plaats van dat terug te draaien, desnoods tegen de wil van raad van bestuur, politici en publieke opinie in. Dan hadden we hem kunnen blijven bekritiseren, maar was hij tenminste consequent geweest.

Hoe kan je nog geloofwaardig blijven functioneren op deze manier?

Zit Delaplace wel op zijn plaats?

Heeft die ooit op zijn plaats gezeten in een niet-commerciële omgeving?

***

De zogezegde poging van De Pauw om te bemiddelen, getuigt van een nogal vreemde en ronduit opportunistische timing. Hij had dat zeven jaar geleden al kunnen doen, vlak vóór de samenwerking met de VRT abrupt werd stopgezet, door de vorige ceo, die blijkbaar wél principes én een ruggengraat had, en het verschil kende tussen dader en slachtoffers. Hij had dat kunnen doen toen het parket van Mechelen op eigen initiatief een onderzoek opstartte — want al te vaak wordt de betrokken vrouwen verweten dat zíj naar het gerecht zijn gestapt, wat niet klopt. Hij had dat opnieuw kunnen doen vlak voor de start van het proces. Hij deed dat ietwat halfslachtig en laattijdig op het einde van het proces zelf: niemand van de slachtoffers geloofde hem. En hij had het onverkwikkelijke gebeuren enigszins waardig kunnen afronden door na het vonnis tot schuldinzicht te komen en alsnog welgemeende excuses aan te bieden onder het motto ‘Beter laat dan nooit’. Het tegendeel gebeurde: De Pauw en zijn productiehuis Koeken Troef beslisten om te chargeren en een aanzienlijke schadevergoeding te eisen van de openbare omroep, iets waar de rechter niet op inging. Rechters – De Pauw 2-0.

En nu, vorige week dus, wou De Pauw toch nog met de betrokken vrouwen gaan praten, héél toevallig vlak voor de uitzending van de docu, die op VRT Canvas wellicht tot een half miljoen kijkers zou leiden, een veelvoud van de mensen die op Streamz hebben gekeken de voorbije jaren. Geloofwaardigheid nul (De Pauw, niet de docu). Dit ging niet om oprechte excuses, maar om damage control. En niet voor de eerste keer veroorzaakte De Pauw daardoor net méér schade. De eerste aflevering haalde ruim een half miljoen nieuwsgierige kijkers, meer dan die zou hebben gelokt zonder de heisa.

Deze week ontwaakte ook de sociale mediagebruiker in Bart De Pauw: hij activeerde opnieuw zijn account op X en schreef een verontschuldigende brief op een ander sociaal medium, Instagram. ‘Ik heb zeven jaar lang gezwegen, alle interviews geweigerd,’ schreef hij. ‘Ik heb het proces in de rechtszaal willen voeren en niet in de media.’ Dat is deels gelogen (zijn vrouw mocht zonder veel tegenspraak een over twee pagina’s verspreide verdediging-zonder-wederwoord op laten nemen in de bestverkochte krant van Vlaanderen, Het Laatste Nieuws, er was dus wel degelijk een poging tot beïnvloeding via de media vóór het proces) en deels achterhaald (het vonnis dateert van meer dan twee jaar geleden). Hij had dit dus veel eerder kunnen doen, zoals hierboven al geponeerd. Hij heeft zeven kostbare jaren verloren. In de eerste plaats voor zichzelf.

‘Ik leef al jaren met de schaamte en de spijt van wat ik heb gedaan,’ lees ik nog. Dat eerste zal ongetwijfeld kloppen, ten opzichte van zijn echtgenote, kinderen en vrienden, en bij uitbreiding de mediawereld waarin hij actief was/is. Of die spijt oprecht is, is moeilijk te beoordelen. Zelfs nu slaagt De Pauw er enkel in om zichzelf te zien als ‘Arme ik’, in het beste geval verontschuldigt hij zich tegenover zichzelf. ‘Sorry, Bart.’ ‘Excuses aanvaard, Bart.’

***

Wat er nu moet gebeuren? Als de vijf betrokken vrouwen — tegen wie belaging bewezen werd geacht en waarvoor De Pauw veroordeeld werd tot zes maanden voorwaardelijk — zijn late excuses aanvaarden, kan de rehabilitatie beginnen. Doen ze dat niet, wat hun volste recht is, dan moet De Pauw nog wat langer op het strafbankje blijven zitten. Eigen schuld, dikke bult. Hopelijk wordt hij psychologisch goed begeleid, want vorig jaar was er al die zelfmoordpoging. Je wenst zo’n wanhoopsdaad niemand toe, geen dader, geen slachtoffer. Dat hij door diepe dalen gaat, daaraan hoeven we niet te twijfelen. Maar ook hier past vooral introspectie.

Volstaan de verontschuldigingen, dan is er niets wat Bart De Pauw belet om opnieuw op het voorplan te treden, als bedrijfsleider, programmamaker, scenarioschrijver en schermgezicht. Zeven jaar lang bleef het Vlaamse scherm verstoken van een begenadigde tv-figuur, die ons Buiten de zone, Schalkse ruiters, Het geslacht De Pauw en nog veel meer moois heeft opgedist. Dat hij werd verbannen is de logica zelve en meer dan terecht, dat zijn genie intussen niet meer schitterde is daarentegen jammer. Collateral damage.

De Vlaamse televisie kan Bart De Pauw best gebruiken.

De lieden die hem zijn blijven verdedigen, tot een snel aangroeiende fanpagina op Facebook toe, hameren enkel op dat mediagenieke aspect en de sympathieke doch ietwat stuntelige personages die hij vertolkte, en vergeten intussen welke schade hij heeft aangericht. Zij dwalen, zien enkel de schittering, niet dat wat het daglicht niet verdroeg: een man die als individu én als bedrijfsleider zijn boekje ver te buiten ging, die zijn macht gebruikte om medewerkers aan zijn programma’s tot seksuele gunsten te proberen dwingen, die dag en nacht op zijn prooien jaagde. De vrouwen die hem intern bij de VRT hadden aangeklaagd, werden voortdurend beledigd — dat ging van ‘aandachthoeren’ tot ‘gold diggers’, en nog wat vreselijke dingen tussenin. Nuance is zelden besteed aan wie onvoorwaardelijk idolaat is.

***

Neen, Bart De Pauw heeft niemand aangerand, verkracht, vermoord, maar wat hij wel heeft gedaan, is bijzonder laakbaar en verdiende een juridische tik op de vingers. Schuldinzicht en oprechte excuses hadden hem die publieke schandpaal kunnen besparen, maar hij koos zelf voor de confrontatie. Wat hij nu doet is little en late. Het is aan zijn slachtoffers om te bepalen of het too little en too late is. Het is aan hem om de ranzige meute in toom te helpen houden. Het is vervolgens aan de samenleving om verder te gaan.

Zoals iedere dader verdient ook deze een tweede kans, maar dan moet er eerst wat in het verleden gebeurd is, deftig afgerond worden.

De Pauw, een rare vogel.



Gewetensbezwaren

Geschiedenis, Politiek, Samenleving Posted on za, maart 23, 2024 12:34:24

Zes jaar geleden was het nog lachen geblazen, toen academicus Jonathan Holslag en toenmalig N-VA-woordvoerder Joachim Pohlmann een maand als reservist dienden in het Belgische leger. Zij wilden daarmee het signaal uitsturen dat een of andere vorm van dienstplicht goed is voor ons en voor het land. En voor brede media-aandacht, zo bleek ook. Ik vond hun actie eerder aandoenlijk dan relevant. Vandaar dat lachen.

Vandaag lachen we niet meer met wie het leger plots geweldig sexy en noodzakelijk vindt. Niet omdat het in se niet meer grappig zou zijn, maar omdat er steeds meer virtuele wapenbroeders opdoemen én omdat militaire specialisten tegenwoordig bijna even vlot de media halen als de virologen vier jaar geleden. Die laatsten vertelden toen nog een maatschappelijk nuttig verhaal. De legerlovers willen ons vooral overladen met doemberichten, zodat er weer meer wordt geïnvesteerd in het Belgische leger. Er komt oorlog, zeggen ze. Ze kunnen gelijk hebben — die Poetin is een machtswellusteling buiten categorie die zich niet zal laten afschrikken door westers spierballengerol om zijn ultieme natte droom, de herinstallatie van het Sovjetrijk van weleer, waar te kunnen maken —, maar hun agenda verraadt vooral een groteske wil om sowieso te investeren in militaire domeinen. Poetin is daarbij een ‘handige bondgenoot’, die hen de nodige munitie verschaft. Bien étonnés de se trouver ensemble. Zoekt u zelf maar de Russische vertaling op van die zin.

Ik ben gewetensbezwaarde. Ik ben tegen militarisering. Ik ben tegen gedwee gehoorzamen aan bevelen. Ik ben tegen de idee dat hoe meer je bewapent, hoe veiliger de wereld zal zijn. Ik ben wel voor gerechtigde zelfverdediging: als ikzelf of een van mijn dierbaren of — bij uitbreiding — de vrijheid van iedereen in mijn land bedreigd wordt, zal ik daartegen reageren, desnoods met geweld, als het echt niet anders kan.

Ik heb destijds twintig maanden burgerdienst gedaan, de dubbele lengte van de militaire dienstplicht in die tijd, om mijn overtuiging uit te dragen. Ik heb geen spijt van die overtuiging, wel van de verloren tijd, want op de twee plekken waar ik mijn socio-culturele burgerdienst deed, voelde ik me net zo goed uitgebuit. Opportunistischer ware het geweest om gewoon tien maanden mee te draaien in de audiovisuele dienst van het leger, wat mij was voorgesteld, dan was ik er sneller van af geweest en had ik ook sneller centen verdient. Maar ik had dus dat geweten, en ik ben blij dat ik dat nog altijd heb.

Hoewel ik — op die zelfverdediging na — principieel tegen elke vorm van geweld ben, en dus ook tegen oorlog, ben ik niet naïef. Ik vind niet dat we Poetin en andere despoten zomaar hun gang moeten laten gaan op een paar duizend kilometer van bij ons. Een verkozen dictator met territoriumdrift, dat hebben we negentig jaar geleden al eens beleefd en we weten hoe dát afgelopen is. Wat toen niet gebeurde — Hitler op tijd een halt toeroepen —, moet nu wel gebeuren. Wie pleit voor onderhandelingen met Poetin of zelfs om hem de tien jaar geleden geannexeerde Krim dan maar cadeau te doen, is ofwel onbetrouwbaar, ofwel naïef, ofwel dwalend. Niet alleen zal dit niet volstaan voor Poetin — zoals de Anschluss van Oostenrijk in 1938 niet volstond voor Hitler —, we geven daarmee eigenlijk aan dat we hem geen strobreed in de weg zullen liggen. En dat hij, bijgevolg, gelijk had met zijn militaire demarche. Neen, Poetin moet gestopt worden, ook al loop je dan het risico dat de oorlog tot hier zal doordringen. De Russische leider zal niet ‘Spassiba!’ zeggen als hij de Krim als speelterrein mag blijven gebruiken, hij wil meer. Steeds meer. En hoe meer hij krijgt, hoe minder levensruimte wíj zullen overhouden. Van die logica van nationalistische machtswellustelingen moeten we ons doordrongen zijn, of je nu wel of niet gewetensbezwaarde bent.

Wat ik echter compleet idioot vind, is de eis tot een plotse (over)investering in de militaire wereld en de Kamp Waes-isering van jonge Belgen. Too little, too late. Tegen dat we de nieuwe manschappen hebben ingewerkt — vernederende dooprituelen inbegrepen, zoals onlangs nog in Amay te beleven viel —, is Poetin allang over ons heen gewalst. Je moet jongeren niet warm maken voor een militair avontuur in een leger dat vermolmd en uitgeleefd is. Het materiaal hangt al jaren met spuug en plaktouw aan elkaar. De manschappen doen intussen wat ze al acht decennia doen, sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog: hun tijd verschmieren in de kantine, pils halve prijs! En als we dan toch willen militariseren, hebben we Europa nog, en de NAVO. Tot Trump er de stekker uittrekt, uiteraard. Laten we op dat niveau samenwerken en investeren. Laten we dat nu echt eens doen, want het Belgisch leger/l’armée belge wordt mogelijk nog door het nietige Luxemburg overrompeld, maar een Europees leger moet wel in staat zijn om dammen op te werpen tegen overijverige dictatortjes, kleine mannetjes met grote ambities. Het moet dan wel gebeuren, en wel nú. En liefst eendrachtig, wat moeilijk wordt met de huidige Orbánisatie van de EU.

Al die pleidooien voor meer burgerzin en voor een vrijwillige bijdrage tot de samenleving — apropos, hoe gaan we die vrijwilligheid, euh, opleggen of organiseren? — zijn afleidingsmanoeuvres. Tijdverlies. Want áls er dan burgerzin aan de dag wordt gelegd, zoals toen jongeren op straat kwamen voor het klimaat, wordt dat bekritiseerd door diezelfde lieden die nu een of andere vorm van dienstplicht zouden willen. Wat deze heren (!) werkelijk willen, heeft niets met burgerzin of engagement te maken. Ze willen hun conservatieve maatschappelijke agenda doordrukken met behulp van holle slogans, pessimistische kreten en regelrecht doemdenken. En dan speelt mijn geweten weer op.

De overtreffende trap van leger is leegst.



Collaboratie

Journalistiek, Politiek, Samenleving Posted on za, maart 16, 2024 12:46:45

Twee meningen doken onmiddellijk na de uitspraak in de zaak-Schild & Vrienden op. De eerste, massaal, kwam erop neer dat die ene partij — die ik in dit stukje niet zal vernoemen, maar u weet over wie ik het heb — garen zal spinnen bij de veroordeling in eerste aanleg van onder anderen Dries Van Langenhove. Versta: bij de verkiezingen zou die partij weleens boven de dertig procent kunnen uitkomen. De tweede, beperkter in omvang, kwam erop neer dat dit vonnis heel wat potentiële kiezers van die ene partij zou afschrikken.

Over die tweede mening, onder meer geuit door de coördinator van de antiracistische organisatie KifKif, kan ik kort zijn: hoe aandoenlijk naïef! Alsof gemotiveerde kiezers of gedegouteerde foertstemmers zich door zo’n vonnis zullen laten leiden. Je hoeft maar twintig jaar terug in de tijd te gaan om dit soort kortzichtige uitspraken te counteren: toen die ene partij, onder een andere naam nog, veroordeeld werd vanwege inbreuken tegen de racismewet, schoot ze in Vlaanderen omhoog naar vijfentwintig procent: één op de vier kiezers vonden het niet erg dat functionarissen van die partij zich niet alleen racistisch uitdrukten, maar daarvoor ook nog eens veroordeeld werden. Meer nog: wellicht vormde het zelfs een aantrekkingspool. ‘Zij zeggen wat wij denken!’

Over die eerste mening, uit vele monden en pennen tegelijk opgestegen, kunnen we ook vrij kort zijn: de kans is groot dat die lieden gelijk hebben en dat die ene partij inderdaad zal profiteren van dit opmerkelijke vonnis. En dan?! (Bovendien: mocht de rechter Van Langenhove & co hebben vrijgesproken, zouden dezelfde lieden hebben geroepen dat die uitspraak… die ene partij een duw in de rug zou gegeven hebben. Handig zat: je kan dezelfde opinie in verschillende richtingen hanteren.)

Als je gelooft in de rechtsstaat, moet je de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht blijven respecteren.

Als je gelooft in de democratie, moet je de democratische geplogenheden — onder meer die onafhankelijke rechterlijke macht — blijven verdedigen, eventueel met bijsturingen. Nieuwe of aangepaste wetten, bijvoorbeeld.

Als je gelooft dat de vrije meningsuiting in de praktijk mag beperkt worden door, bijvoorbeeld, een racisme- en negationismewet, moet je consequent zijn en dit soort uitspraken toejuichen. Ben je het daar niet mee eens, dan moet je maar stemmen op partijen die die wetten ongedaan willen maken. Zo werkt democratie nu eenmaal.

De schrik zit er dik in, bij alle partijen die zich democratisch noemen en die vooralsnog min of meer afstand bewaren tot de zogeheten extremen: die ene partij aan de extreme rechterzijde en die andere partij aan de linkerzijde (die, voeg ik er snel aan toe, weliswaar populistische standpunten inneemt, maar niet op ranzigheid kan betrapt worden). Ze vrezen een zoveelste afgang, een quasi onmogelijke regeringsvorming en een verdere verrechtsing/verlinksing (schrappen wat niet past) van de samenleving. Die vrees zal allicht terecht zijn. En als de verkiezingsuitslag wordt wat de opeenvolgende peilingen met steeds groter aplomb aankondigen, dan is dat a) vervelend en b) een gevolg van selffulfilling prophecy.

Hoe groter de angst voor die ene (en in mindere mate die andere) partij, hoe minder je zelf nog voorstelt in de ogen van de kiezer. Als je als partij of politicus niet verder komt dan een deel van het discours van die ene partij over te nemen, word je nóg minder aantrekkelijk voor de kiezer, want waarom zou die voor de kopie kiezen als het origineel beschikbaar is. Een kiezer die ook wel zal beseffen dat het platte opportunisme van politici die hun ‘visie’ aanpassen aan wat ze denken dat het volk op dat moment wil, geen soelaas biedt.

Niet alleen politici schuifelen ietwat verschrikt over de dansvloer van het vijfjaarlijkse bal van de moeder aller verkiezingen. Ook opiniemakers in de enge en brede zin van die term doen dat. Ze waarschuwen voor gevolgen die er sowieso staan aan te komen en maken de waarschijnlijkheid van een extreemrechtse tsunami zo alleen maar groter. Het lijkt wel alsof ze dat zo wíllen. Zou het?

Als politici en opiniemakers alles wat ze doen en zeggen afmeten aan welk profijt die ene partij eraan zou kunnen overhouden, heb je in de dagelijkse praktijk al gecapituleerd voor die partij en ben je een objectieve bondgenoot van extreemrechts geworden. Ik ga er een straffe term op kleven: dan collaboreer je. Noem het een ‘brave’ vorm van collaboratie, zoals die door vele Vlamingen tijdens de Tweede Wereldoorlog werd toegepast. Niet de met hun laarzen klakkende VNV’ers en Verdinaso-fascisten, maar de man in de straat, die in het beste geval de andere kant opkeek (‘Doe wel en zie niet om’) en in een minder goed geval al eens een medeburger verried om er zelf beter van te worden (of te worden gerust gelaten).

Als je oprecht bekommerd bent om de democratie en je niet wil dat extreemrechts hier mee het beleid mag bepalen, moet je niet die kiezers proberen in te lijven met een vergelijkbaar discours (= collaboratie), maar moet je een alternatief poneren. Is dat alternatief niet sexy genoeg voor de kiezer, dan is dat maar zo. Dan is Vlaanderen inderdaad een zeer rechts nest geworden. QED. Maar dan heb je het tenminste geprobeerd.

Bied je helemaal geen alternatief aan, dan is dat tegenvallende resultaat alleen maar erger, omdat de kiezer niet eens een keuze heeft gehad. Dan kan je beter in plaats van een laffe politicus een laffe opiniemaker worden. Die mogen tegenwoordig heelder pagina’s vullen met hun zielloos gekwek. Ze zouden beter het Vlaams belang dienen in plaats van die ene partij alleen maar groter te maken.



Racisme is geen fait divers

Journalistiek, Samenleving, Sport Posted on za, maart 09, 2024 12:37:57

Migratie is dus een thema tijdens de zoveelste moeder aller verkiezingen. Het Thema, zelfs. Dat heeft De Vlaming ons laten weten in enkele recente opiniepeilingen. Partijen die van migratie hun electorale broodwinning hebben gemaakt, snoepen hiervan, Vlaams Belang op kop.

Ook N-VA wil een migratiestop. Dat dit indruist tegen zowat de hele geschiedenis van de mensheid, ach, historici bij die partij klinken al jaren meer hysterisch dan historisch. Dat het indruist tegen internationale verdragen, ach, al die wereldvreemde wereldverbeteraars en naïeve deugpronkers toch, met hun menslievendheid. Dat het indruist tegen internationale solidariteit, empathie en mededogen, ach, daarmee scoor je niet in dit tijdsgewricht. Dat begrippen als ‘migranten’, ‘vluchtelingen’ en ‘asielzoekers’ op één hoop worden gegooid, ach, voor De Mensen is dat allemaal hetzelfde: ze zien er anders uit, laten we ze dan vooral als één coherente groep beschouwen, dan kunnen we ze vervolgens collectief proberen weg te duwen uit onze samenleving. Negeren. Er niet naar omkijken. Doen alsof ze er niet zijn en, als ze iets te veel opvallen, zeggen dat ze er niet zouden mogen zijn. Makkelijk zat. Retoriek kost niets, alleen wat speeksel of gerikketik op een klavier.

Neen, De Vlaming is niet per definitie een racist, maar als een kwart van de stemgerechtigde Vlamingen op een openlijk racistische (en eerder daarvoor veroordeelde en ondanks een naamsverandering nauwelijks veranderde) partij stemt, geeft dat te denken. Tel daarbij de kiezers van een partij die een migratiestop (‘Iedereen buiten houden!’) propageert, dan kom je al een kleine helft van de volwassenen in deze regio die wie niet van hier is hier ook niet welkom wil heten, wat ook de achtergrond moge zijn van die persoon. Wegkijken van miserie zegt iets over het inlevingsvermogen en de menselijkheid van mensen. En dan is er nog die sociaaleconomische kortzichtigheid, want niet alleen is migratie een perfect normaal historisch verschijnsel, we kunnen ook niet zonder, maar dan wel gecontroleerd, dat is juist.

Op sociale media is het al een poos bon ton om eender wat tegen eender wie te roepen. Na zijn gemiste strafschop tegen Club Brugge kreeg de Nigeriaanse KRC Genk-spits Tolu Arokodare de wind van voren van zijn eigen fans. Ik kan nog begrijpen dat heetgebakerde fans hem in the heat of the moment een lange slungel noemen, iemand die best nooit nog achter de bal gaat staan als die op de stip ligt, een sukkelaar, een speler die liefst zo snel mogelijk wordt verkocht, maar nooit — nóóit! – mag je zijn huidskleur misbruiken om hem te bejegenen. Dat is racisme, een andere definitie bestaat er niet. Het is vanuit je eigen, witte superioriteitsgevoel iemand die er net iets anders uitziet bekladden omdát hij er net iets anders uitziet. Vintage racisme.

Sinds de fameuze uitspraak van N-VA-politica Liesbeth Homans dat racisme een relatief begrip is, hebben heel wat bewoners van dit kleine stukje aardkluit die retoriek in woorden en daden overgenomen. In de eerste plaats haar partijgenoten, zelfs zij die zelf een niet-witte huidskleur en een migratieachtergrond hebben. Wellicht kadert dit in dezelfde attitude waarmee Vlaams-nationalisten ook de klimaatopwarming als een relatief begrip beschouwen, en bij uitbreiding alles wat niet met de Vlaamse identiteit te maken heeft. Als reële maatschappelijke problemen als relatief worden beschouwd, hoeven we er geen aandacht aan te besteden. Simpel (en helaas ook effectief).

Normaal hadden Paul Beloy en ik op 21 maart, de Internationale Dag tegen Racisme, een lezing over racisme en discriminatie moeten geven in Maaseik. Die werd een paar dagen geleden afgelast bij gebrek aan belangstelling. Dat zegt iets, in de eerste plaats over de Maaseikenaars. Twee jaar geleden schreven wij We have a dream!, over racisme vroeger en nu, een boek dat voor geen meter liep. Een paar honderd kopers vond het vehikel, dat nochtans als eerste ‘Vlaams’ boek een uitgebreide geschiedenis van racisme en discriminatie bracht, de problematiek belichtte in een aantal dominante maatschappelijke regionen en op het eind concrete suggesties deed om het probleem aan te pakken en, wie weet, een aanzet tot oplossing te bieden. Laat ons gerust, dacht de potentiële lezer.

Najaar 2016 hadden Paul en ik al racisme in het voetbal aangekaart in Vuile zwarte. Ook dat boek deed het niet te best in de handel (een eufemisme). Toen ontwikkelde ik de theorie dat voetballiefhebbers niet willen gestoord worden in de beleving van hun favoriete spelletje en dat niet-voetballiefhebbers het in de eerste plaats zagen als een boek rond een sport die hen niet interesseerde. Na We have a dream! heb ik mijn theorietje bijgestuurd: racisten zijn uiteraard niet geïnteresseerd in het aanpakken van iets wat zij niet als een probleem percipiëren. Eigen volk eerst, de anderen moeten weg, wij zijn superieur. Een grote middengroep heeft geen mening en laat begaan. Het interesseert hen gewoon te weinig of helemaal niet. Het ergst vind ik nog — als mijn cynische theorie tenminste klopt — dat ook antiracisten niet geïnteresseerd zijn. Ze weten het allemaal al (denken ze). Zelfs de organisaties die professioneel en gesubsidieerd bezig zijn met de strijd tegen het racisme, gaven niet thuis. Op onze vraag om mogelijke oplossingen aan te reiken, dacht (naïeve) ik dat ze die gewoon uit een figuurlijke lade moesten halen en doorsturen. Niets ontvingen we van Hand in Hand tegen Racisme, Kif Kif en consoorten, helemáál niets. De cynicus in mij denkt dan: natuurlijk sturen ze geen suggesties voor oplossingen, want stel je maar even voor dat ze dat wel doen en dat de samenleving uiteindelijk het juk van het racisme kan afschudden, dan vallen zij zonder subsidies en dus zonder werk. Overdrijf ik? Ik weet het niet. Het is ofwel dat, ofwel is er ook bij deze organisaties een gebrek aan échte interesse, ofwel mogen we spreken van incompetentie. Kies maar. Vrolijker zult u er niet van worden. Tenzij u een racist bent en het allemaal wel oké vindt, natuurlijk.

Voor de media is racisme al vele jaren een fait divers. Iets waarover geschreven wordt na een incident, waarna de maatschappelijke verontwaardiging wegebt en het wachten is op een volgend incident. Een nieuw fait divers op pagina zeven. Ik mocht deze week een stuk leveren aan de krant De Morgen met getuigenissen over racisme in de Belgische lagere voetbaldivisies. Eerst ging dat een bijdrage van 20.000 lettertekens (vier pagina’s) worden in de weekendbijlage Zeno. Dan werd mijn voorstel voor een artikel op de voorpagina en een dubbele pagina binnenin (samen goed voor 14.000 lettertekens) weggewimpeld. Uiteindelijk werd het ongeveer anderhalve pagina (9.000 tekens).

Natuurlijk moet ik dankbaar zijn, als freelancer, dat mijn stuk überhaupt gepubliceerd werd en dat ik eind deze maand een factuur mag insturen. Toch geeft het een wrang gevoel. Een schouderklopje links en centrumlinks (niet rechts, uiteraard), ‘Goed gedaan, jongen!’, maar minder maatschappelijke impact dan het had kunnen hebben.

Ik vind dat jammer: voor mezelf, voor de geïnterviewden, voor de voetbalbond, die sinds een paar jaar oprecht bezig is met de materie.

Ik vind dat schrijnend: voor al wie met racisme te maken krijgt.

Ik vind dat typisch: de media focussen op individuele incidenten en verliezen de context uit het oog.

ik vind dat ergerlijk: we staan stil bij wat vandaag gebeurt, niet bij wat vroeger is gebeurd of later zou kunnen gebeuren.

Nou, wie toch de oorspronkelijke volledige tekst wil lezen — inleidend artikel met het nieuws en de uitgebreide weergaven van de getuigenissen — kan hieronder terecht.

Racisme is geen fait divers. Niet voor de slachtoffers, niet voor de grotere groep geviseerde medemensen, niet voor de samenleving. In de zoektocht naar oplossingen kan een opsomming van individuele gevallen en incidenten nuttig zijn, maar dan wel als opstapje naar een concrete aanpak. Anders is het wachten op het volgende voorval, waarna de ene groep weer ‘Schande!’ zal roepen en de andere ‘Ja, maar wat doe je dan met racisme tegen blanken?’ Aan dovemansgesprekken, die per definitie niet oplossingsgericht zijn, hebben we niets.

Racisten hebben altijd ongelijk. Als we dat nu ook eens blijven benadrukken, door leugenachtige beweringen systematisch te weerleggen en door hen geen forum meer aan te bieden?

***

Racismemeldingen in ons voetbal blijven toenemen

Vorig seizoen werd het meldpunt van de voetbalbond 452 keer gecontacteerd om discriminatie te signaleren. In 2021-2022 waren dat nog 372 meldingen, een toename met meer dan 20 procent. 85 procent van die meldingen draait rond racisme. Dat heeft volgens de voetbalbond vooral te maken met een hogere alertheid en toegankelijkheid, niet met een groter wordend racismeprobleem.

Oerwoudgeluiden. Denigrerende opmerkingen. Het n-woord dat nog gretig gehanteerd wordt door spelers en supporters. Van hoog tot laag en van volwassen tot heel jong is het racisme dat in de samenleving prominent aanwezig is, ook in het voetbal omnipresent. Racistische kreten worden geslaakt om voetballers van de tegenstander te intimideren, maar niet zelden gebeurt dat ook gewoon uit onversneden racisme. Voetbal is de enige sporttak waarin dergelijke incidenten veelvuldig voorkomen.

In het voetbalseizoen 2021-2022 waren er 372 meldingen, wat toen al een flinke stijging was ten opzichte van het seizoen daarvoor. Het afgelopen seizoen ging het om 452 meldingen, een stijging met bijna 22 procent. Voor de voetbalbond geen reden tot paniek.

“Collega’s schrokken ervan dat er plots veel meldingen binnenkwamen”, zegt hr-verantwoordelijke van de voetbalbond Sylvie Marissal. “Wij vinden dat net een goed teken: mensen vinden de weg.”

Volgens de bond is er dan ook geen sprake van méér racisme, maar zijn slachtoffers en omstanders alerter geworden, en vullen ze bijgevolg sneller het online formulier in om een incident te melden. Wie actief is in de lagere klassen, vanaf Eerste Amateur, kan ook een e-mail sturen naar Voetbal Vlaanderen of de Association Clubs Francophones de Football (ACFF), die respectievelijk de niet-professionele voetbalclubs in Vlaanderen, Brussel en Wallonië verzamelen.

Wij tegen zij

Het probleem is niet nieuw, de aanpak evenmin. De jongste jaren kwam er binnen de Koninklijke Belgische Voetbalbond een diversity board — een klankbord van ervaringsdeskundigen — en een meldpunt voor racistische incidenten, worden er workshops georganiseerd in clubs, worden er acties georganiseerd onder de Come Together-koepel en wordt racisme aangepakt door een aparte kamer binnen het bondsgerecht. Met Samia Ahrouch werd ook een inclusiemanager aangesteld.

“De déclic is er gekomen na dat racistisch incident met Romelu Lukaku in september 2019 in Cagliari”, zegt ze. “De toenmalige ceo van de bond, Peter Bossaert, vond dat er een actieplan moest komen. We hebben dit opgesteld samen met twintig experten en ervaringsdeskundigen, om zoveel mogelijk expertise rond de tafel te verzamelen. Daarnaast hebben we twee onderzoeken gedaan, samen met de VUB en de KU Leuven, waaruit bleek dat een op de drie jongeren al eens het slachtoffer was geweest van discriminatie. Bij meisjes was dat zelfs een op de twee. Racisme en fatphobia waren daarbij de vaakst voorkomende vormen.”

Daders worden naar de Kazerne Dossin gestuurd in Mechelen, het AfricaMuseum in Tervuren, RainbowHouse, de Brusselse thuisbasis van LGBTQIA+-verenigingen, of Play for Peace, een inclusieacademie.

Marissal: “Die organisaties zetten vooral in op het tegengaan van het ‘Wij tegen Zij’-verhaal. Polarisatie. Iets wat je in de hele samenleving terugvindt, dus ook op en rond voetbalvelden. Wij noemen onszelf realistische believers: we geloven dat we op middellange en lange termijn binnen onze eigen biotoop, het Belgisch voetbal, een verandering kunnen teweegbrengen. We doen dat niet alleen met sancties. Soms is dat de enige mogelijkheid, maar daarmee veroorzaak je geen mentaliteitswijziging. Daarvoor is een pedagogische aanpak nodig, zeker bij jongeren. Laat hen inzien dat wat ze doen, fout is. Zo plant je zaadjes.”

Woensdag lanceerde de bond een nieuwe campagne van Come Together, waarbij de nadruk dit keer ligt op online haatspraak. Vorig jaar werd gewerkt met voetballertjes die een tattoo droegen met de verwensingen die ze geregeld te horen krijgen. Die campagne wordt nu doorgetrokken naar het online gebeuren. Toby Alderweireld, die in mei vorig jaar op sociale media zelf te lezen kreeg dat zijn kinderen ontvoerd zouden worden, is het gezicht van de campagne.

Meer grensoverschrijdend gedrag

Ook in andere sporten zijn slachtoffers van grensoverschrijdend gedrag alerter geworden. Het Centrum voor Ethiek in de Sport (ICES) noteerde vorig jaar 143 meldingen over alle sportfederaties heen. In 2022 waren dat er nog 80, bij de aanstelling van de AanspreekPersonen Integriteit, de zogeheten API’s, in 2018 45.

Die verdrievoudiging in vijf jaar tijd heeft volgens het ICES niet te maken met een toename van grensoverschrijdend gedrag. Getroffen sporters vinden makkelijker de weg naar de verantwoordelijke personen binnen hun federatie.

***

RACISME OP EN NAAST HET VOETBALVELD: SLACHTOFFERS STAAN OP

‘Ja, ’t was tegen u, vuile zwarte!’

In twee jaar tijd is het aantal meldingen van discriminatie in ons voetbal met ruim 20 procent toegenomen: van 372 in het seizoen 2021-2022 naar 452 vorig seizoen. In 85 procent van de gevallen draait het rond racistische opmerkingen. Wordt het probleem alleen maar groter of weten slachtoffers intussen waar ze terecht kunnen? Drie van hen getuigen, de voetbalbond kijkt niet langer de andere kant op. “Altijd slikken, slikken, slikken, het was even genoeg geweest.”

“De hele wedstrijd door riepen ze ‘Vuile zwarte’ en ‘Vuile aap’. Ik heb dat meermaals aan de scheidsrechter gemeld. Ik pakte een gele kaart uit frustratie, waarna de trainer mij tien minuten voor tijd wisselde omdat ik volgens hem helemaal opgefokt was. ‘Voor je eigen veiligheid’, zei hij. Ik stapte naar de kleedkamers. Op de tribune moest ik onder die supporters doorlopen. Drie vrouwen riepen me toe: ‘Ja, ga maar van het veld, je bent al vuil genoeg!’ Een van hen spuwde naar me, ik zag het speeksel op mijn schouder kleven. Toen werd alles zwart voor mijn ogen. Ik sprong over het hekken en wilde haar, zonder haar fysiek aan te vallen, vragen waarom dat spuwen nodig was, maar supporters van onze ploeg hielden me tegen. De wedstrijd moest zelfs tien minuten worden stilgelegd. Mijn medespelers wilden eigenlijk stoppen, maar onze trainer vond dat we moesten verder spelen. In de kleedkamer heb ik voor het eerst in mijn leven geweend. Om wat er gebeurd was, maar ook omdat dit blijkbaar normaal bevonden wordt. Ik had mijn limiet bereikt.”

Aan het woord is Germaj Rousseau (23), toenmalig middenvelder bij tweedeprovincialer KSK Snaaskerke en de enige speler van kleur op het veld in een wedstrijd op bezoek bij KWS Houthulst op zaterdag 4 februari vorig jaar. “De dag na de wedstrijd kwam de voorzitter van Houthulst naar mij thuis met een krat bier. Hij verontschuldigde zich, zei dat hij en zijn club daar niet voor staan en dat hij er iets aan wilde doen. ‘We weten om welke vrouwen het gaat en we gaan proberen om hen niet meer welkom te heten’, beloofde hij.”

De scheidsrechter had vreemd genoeg geen verslag opgemaakt van het voorval. Toch werd de zaak door het bondsparket behandeld, omdat de fans van Houthulst intussen een kwalijke reputatie hadden opgebouwd in de reeks. Tijdens de hoorzitting werd de voorzitter vergezeld door een advocaat. Hij beweerde opeens dat het allemaal leugens waren. “Hij noemde het een persoonlijke kwestie tussen mij en die drie vrouwen.”

Er kwamen nog meer bewijzen naar voren tijdens een tweede hoorzitting. De voorzitter van Houthulst werd daarop veroordeeld tot het betalen van een geldboete en moest een antiracistische campagne voeren binnen zijn club. “Ik vind het fout dat de club wordt gestraft en de individuen vrijuit gaan. Maar ik ben wel tevreden hoe de voetbalbond dit heeft aangepakt.”

Even terug in de tijd. Op zijn vijfde werd Germaj samen met zijn jongere broertje in een Ethiopisch weeshuis geadopteerd door een West-Vlaams koppel. Zo ontkwamen zij aan de burgeroorlog in hun vaderland en belandden ze op prille leeftijd in Tielt. Naar school ging Germaj in Wingene. “We waren de enige twee jongeren met een andere huidskleur. Als er al een opmerking over gemaakt werd, had dat te maken met het onbekende. Er zat geen kwaad opzet achter. Ik herinner me nog wel een ruzie in een winkel. Mijn broer maakte een opmerking over een man met een nektapijt. Dat was nieuw voor hem, hij had dat nog nooit gezien. ‘Stuur uw kinderen terug naar hun land’, zei die man tegen onze ouders. Mijn mama was gechoqueerd. Het was de eerste keer dat ze geconfronteerd werd met dit soort racisme. Door haar reactie besefte ik dat het om iets serieus ging.”

De jonge Germaj bleek talent te hebben. Hij speelde onder meer bij de jeugd van Club Brugge, KV Oostende, Cercle Brugge en KAA Gent, en ging naar de Topsportschool. “In het jeugdvoetbal is er maar één akkefietje geweest, toen we met Gent tegen KV Mechelen speelden”, blikt hij terug. “Ik ben van nature heel kalm, maar als iemand de hele tijd ‘Aap’ naar je roept, wordt het te veel. Na de wedstrijd sprak ik die speler daarop aan. Achteraf zaten we samen op de Topsportschool en bij de nationale jeugdploeg: het is goed gekomen.”

Op z’n achttiende stond hij bij de beloften van Oostende op het punt om door te breken. “Onze trainer, Gert Verheyen, zei me tijdens de voorbereiding dat ik de conditie had van een speler uit de Premier League.”

Toen sloeg het noodlot toe: gescheurde meniscus, te lang wachten met de operatie, de chirurg die het verkeerde stuk uit zijn knie wegsneed, nieuwe operatie, lange revalidatie. En dan was er als toemaatje ook nog de coronacrisis, waarin er niet kon gevoetbald worden. De box-to-boxspeler zette alles op zijn lerarenopleiding en ging nog louter voor zijn plezier voetballen in provinciale.

“Op hoger niveau zitten ze er waarschijnlijk iets korter op, want daar heb ik niets meegemaakt. In provinciale ligt dat anders. Zowel met tegenspelers als supporters. ‘Vuile zwarte’. ‘Zou je niet beter met de bananenboot terug naar Afrika gaan?’ ‘Moet je niet mee met Sinterklaas, Zwarte Piet?’ Ik vroeg elke keer aan de scheidsrechter om dat te noteren, maar er gebeurde niets mee. Na de wedstrijd zeiden die spelers dan ‘Goed gespeeld, man’ tegen me. Zo hypocriet! Ik kreeg het niet over mijn lippen om hen succes te wensen.”

“Ik heb een dik vel. Ik kan er niet aan doen dat sommige mensen geen open kijk op de wereld hebben. En ik voetbal te graag om mijn plezier te laten kwijtspelen. Tot die ene keer dat ik wel gereageerd heb. Altijd slikken, slikken, slikken, het was even genoeg geweest.”

***

In het boek Vuile zwarte, over racisme in het Belgische voetbal, eindigden Paul Beloy en ikzelf zeven en een half jaar geleden met elf concrete en goedkope oplossingen om het probleem in onze competities, van hoog tot laag, aan te pakken. Zoals: vraag een time-out aan bij een racistisch incident, wees solidair met je onheus bejegende ploegmakker, leg wedstrijden stil en zet ze definitief stop bij herhaalde incidenten, installeer een meldpunt op de voetbalbond. En toen… gebeurde er jarenlang niets. Niet eens de eenvoudigste ingrepen, die alleen wat moeite kostten, geen geld.

Pas drie jaar geleden ging het licht aan en kwam er dan toch een meldpunt bij de bond. Opeens steeg het aantal meldingen van racistische incidenten van het totaal ongeloofwaardige nul in het seizoen 2016-2017 (toen er nog geen officieel meldpunt was) naar een veelvoud daarvan: 372 in het seizoen 2021-2022, 452 in 2022-2023. 85 procent van die meldingen heeft te maken met racisme en discriminatie, de rest met onder meer homofobie, seksisme, islamofobie en antisemitisme. Er was dus echt wel een nood.

Dat bleek ook al uit de vijfdelige studie Mixed-methods onderzoek naar discriminatie in het Belgische jeugdvoetbal van Jeroen Scheerder, Ellen Huyge en Joris Corthouts van de Leuvense onderzoeksgroep Sport & Bewegingsbeleid, het resultaat van grondig onderzoek tussen juni 2020 en maart 2021. Acht op de tien voetballende jongeren had tijdens de laatste twee seizoenen een vorm van discriminatie ondervonden, zo bleek, slechts vijf op de honderd kregen er nooit mee te maken. Een op de vijf gaf aan zelf al gediscrimineerd te hebben. Langs de zijlijn hadden drie op de vier supporterende ouders vormen van discriminatie opgemerkt tijdens wedstrijden. Racisme overheerste daarbij, veel meer dan opmerkingen over seksuele geaardheid (homofobie), lichaamsvorm, religie en moedertaal.

***

“We speelden een uitwedstrijd in derde provinciale. We stonden 2-3 voor. Een minuut of tien van het einde tackle ik bal en man tegelijk buiten. Ingooi voor ons, besliste de scheidsrechter. Toen ik wilde inwerpen, hoorde ik achter mij iemand roepen: ‘Hoe kan dat nu, die vuile zwarte heeft de bal toch als laatste geraakt?’ Ik ging er niet op in: je staat voor, je zit vol adrenaline, je wil vooral verder spelen. Maar toen ik mij omdraaide, riep die man ‘Ja, ’t was tegen u, vuile zwarte!’ We maakten er nog 2-4 van.”

“Na het laatste fluitsignaal keek ik de man recht in de ogen. Hij flipte compleet. ‘Vuile zwarte aap. Dit is de reden waarom we mensen zoals gij niet moeten!’ Niemand langs de lijn ging tegen hem in. Ik werd er emotioneel van. En razend. Mijn kwaadheid was een cumulatie van wat ik al vele jaren had gehoord, en niet alleen op een voetbalveld. Gelukkig stond er nog wat volk tussen, ik weet niet wat er anders zou gebeurd zijn.”

“Achteraf hoorde ik dat het zijn zoon was die ik stevig had getackeld. ‘Hoe kun je als volwassen man zo gefrustreerd reageren?’ dacht ik. ‘Wat heb ik jou misdaan?’ In de kleedkamer was ik nog altijd zwaar onder de indruk. Zijn zoon kwam zich een beetje halfslachtig verontschuldigen. ‘Ik heb met u te doen dat je zo’n vader hebt’, zei ik. Nadien zag ik dat de Facebook-pagina van die man volstond met berichten van Vlaams Belang. ‘#nietmijnregering’ en dat soort dingen. Maar is het verlies van een wedstrijd voldoende om ‘Aap’ tegen mij te roepen?”

De feiten speelden zich af op zondag 8 januari 2023. Slachtoffer was Umar (*), op dat ogenblik 29. Op aanraden van zijn ploegafgevaardigde maakte hij melding van de racistische opmerkingen, ook al zei de scheidsrechter dat hij niets gehoord had. “Ik was verrast dat er vrij snel en zeer correct mee werd omgegaan. Die persoon zelf was niet aanwezig op de zitting, de afgevaardigde en de voorzitter van zijn club wel, zij beweerden dat ze niets gehoord hadden. ‘Het is de eerste keer dat we dit meemaken’, verdedigden ze zich.”

De dader kreeg een voorwaardelijk stadionverbod opgelegd en de club de verplichting om de Come Together-campagne uit te rollen. “Die straf kwam er omdat mijn verhaal door verschillende mensen werd bekrachtigd. Ik merkte dat er zwaar aan werd getild binnen de bond. Voor mij was dat voldoende om het af te kunnen sluiten. Als ik vergelijk met de eerste keer dat ik racisme meemaakte, meer dan twintig jaar geleden, zijn er veel stappen gezet. Ik weet nu waar ik terecht kan als het mij nog eens zou overkomen.”

Umar werd hier geboren, zijn vader is afkomstig van Nigeria. Opgroeien deed hij in Mechelen. Op z’n zevende werd hij voor het eerst geconfronteerd met racistisch gekleurde opmerkingen langs de lijn. “Meestal had dat te maken met het gebruik van het n-woord, daarom niet direct in een slechte connotatie. Oudere generaties gaven het n-woord gewoon door aan hun kinderen. Zelf ervoer ik dat als kleine jongen ook nog niet als racisme. Mijn vader heeft me daar later pas voorzichtig op attent gemaakt. Ik was de enige jongen van kleur in die ploeg én in het dorp. Eén keer riep een moeder tegen haar zoontje ‘Stampt die n**** van het veld!’ Mijn vader zei me dat ik dat moest oppikken als frustratie, omdat haar zoon niet even goed was als ik. Het n-woord kwam de jaren nadien weleens terug als een tegenstander mij wilde jennen. ‘Vuile n****’. Of: ‘Ga terug naar uw land, gij hoort hier niet thuis.’ Ik heb dat altijd proberen om te zetten in positivisme voor mezelf.”

“Toen ik nog in de spits stond en geregeld scoorde, werden er vaker dingen naar mij geroepen. Puur uit frustratie. Ik wil niet alle ploegen over één kam scheren, maar in de kleinere dorpen kom je het meer tegen dan elders. Ik vraag me dan altijd af: voelen die mensen niet dat ze verkeerd bezig zijn of zijn ze effectief racistisch?”

***

Romelu Lukaku is al vaak het slachtoffer geweest van racisme. Dat begon bij de jeugd van Lierse. De toekomstige Rode Duivel was een kop groter dan zijn leeftijdsgenoten en moest geïntimideerd worden, vonden zijn tegenstanders en de supporters van het andere team. Onlangs nog heeft iemand zijn foto in het jeugdcentrum van Lierse in Kessel verscheurd en beklad. Het n-woord stond er in het Amerikaanse slang op.

Zowel in België als in Engeland en Italië werd de topschutter van de nationale ploeg geregeld bejegend. Berucht zijn de beelden van zijn penalty in een uitmatch met Inter op Cagliari in september 2019. Thuissupporters zetten het filmpje waarin ze oerwoudgeluiden slaakten trots op sociale media. De spits trapte rustig binnen en poseerde ostentatief voor de schuimbekkende massa.

Vorig jaar waren het Juventus-fans die Lukaku uitscholden. Toen hij vervolgens salueerde en een vinger voor zijn mond hield, schoof de scheidsrechter hem een tweede gele kaart onder de neus. Vandaag is Lukaku actief bij Roma, waar hij ongetwijfeld ook dingen te horen krijgt, alleen halen de meeste de pers niet.

Dat Italië een racismeprobleem heeft, is bekend. Op 13 juni 2016 kon ik dat zelf vaststellen, toen ik samen met mijn echtgenote op de eerste dag van onze vakantie in Padua een Ierse pub betrad om er het EK-duel tussen Italië en België in Lyon te volgen. Het café zat afgeladen vol, het terras eveneens. In de 73ste minuut werd een teleurstellende Lukaku vervangen door Divock Origi. De Franse regie bracht hem close in beeld. Een volle zaak begon ‘Oe-oe-oe!’ te roepen, een eenstemmig koor van wel honderd man. Daarna werd een close-up van Origi getoond: weer die oerwoudgeluiden. En dan staat Padua niet eens bekend als een extreemrechts nest. Zo moet dat dus die avond op alle plekken in Italië waar de wedstrijd op groot scherm vertoond werd, geklonken hebben.

Ook in Spanje is racisme een probleem in het voetbal. Vinicius Jr., de aalvlugge dribbelaar op de linkervleugel van Real Madrid, ondervindt dat bijna iedere uitwedstrijd. De speler zit nu een speciale commissie van de wereldvoetbalbond Fifa voor om te proberen racisme uit te bannen. Diezelfde Fifa die nota bene in 2018, vlak voor het WK in Rusland, een van de ergste landen op het vlak van racisme in het voetbal, nog een speciale commissie had opgedoekt omdat er zogezegd geen probleem meer was met racisme in dat land. Ook de Europese voetbalbond Uefa treedt weifelend op. Of beter: ze treedt nauwelijks of niet op.

***

Wilson ‘Willy’ Manzi Kabera werd in juni 1993 geboren in Rwanda. Een jaar later sloeg hij samen met zijn familie op de vlucht voor de burgeroorlog en genocide in zijn land, “afwisselend op de rug van mijn moeder en de schouders van mijn vader”. Na omzwervingen kwamen ze in 2000 terecht in Dendermonde, waar de dan zevenjarige Willy ging voetballen bij FC Baasrode. “Mijn vader was intussen overleden, moeder zat thuis met mijn jongere broertje. Ik was de enige niet-witte jongen in de ploeg. Geregeld hoorde ik racistische verwijten. ‘Vuile zwarte’. ‘Vuile aap’. ‘Keer terug naar uw eigen land!’ Ontzettend kwetsend. Ik sprak de taal, verstond elk woord. ‘Dit ís mijn land!’, reageerde ik soms. In een kranteninterview zei ik stoer dat ik als reactie dan wel een goaltje meer zou scoren. ‘Trek het je niet aan’, zeiden mijn ploegmaats, maar zo simpel is het natuurlijk niet. Het was niet oké, nooit. Ik was daar telkens een hele week slecht van.”

Met de U16 van Vigor Wuitens Hamme speelde hij eens tegen Antwerp. Bij een inworp riep er iemand achter de balustrade ‘Hé, vuile zwarte!’ “Als stoere jongen van vijftien dacht ik: ik ga dit niet laten gebeuren. Ik riep: ‘Uw moeder ziet zwart vanonder’. De lijnrechter had dat gehoord en begon met zijn vlag te zwaaien. Gele kaart. In de kleedkamer kreeg ik een uitbrander van mijn coach. ‘Je moet je daarover zetten’, zei hij. En ik mocht gaan douchen. Mijn reactie was niet oké, maar ik was een puber die beschermd moest worden.”

Toch waren er ook lichtpunten. “Voetbal verbindt”, zegt hij. “Het is als die slogan van Sport Vlaanderen: ‘Sporters beleven meer’. Dat klopt helemaal. Ik kom met mensen in contact die ik anders nooit ontmoet zou hebben. Dat verrijkte me enorm en hielp me om te integreren in de Vlaamse samenleving.” Zo speelde hij mee in de Jan Verheyen-films Buitenspel en F.C. De Kampioenen 3: Forever. Een jongen van bij ons, die er net iets anders uitziet.

Twee jaar geleden was er een tegenstander die hem tot twee keer toe het n-woord toebeet. Willy ging op diens tenen staan, waarna er een akkefietje ontstond. “Het siert de scheidsrechter dat hij in zijn verslag niet alleen mijn actie noteerde, maar ook getuigenissen verzamelde over wat er voordien gebeurd was. De voetbalbond heeft die andere speler geschorst, omdat er voldoende aanwijzingen waren. Dat sterkt mij enorm: ik weet dat er nu tenminste iets aan gedaan wordt. Tegelijk besef ik wel dat het nooit zal ophouden. Racisme zal niet verdwijnen. In Rwanda hebben we de ergste vorm meegemaakt. De mens zal altijd geneigd zijn om tweespalt te zaaien: dit zijn wij en dit zijn zij.”

Sinds dit seizoen is de middenvelder actief bij FC Ganshoren, een Brusselse club uit de tweede amateurklasse die onder de ACFF valt, de Franstalige tegenhanger van Voetbal Vlaanderen. “Na drieëntwintig jaar actief te zijn geweest bij Vlaamse clubs zijn mijn ogen hier opengegaan. Op het vlak van omgaan met diversiteit staat Vlaanderen ver achter op Brussel. Een voorbeeld: ik ben heel gelovig, protestants. Voor een match ga ik op mijn knieën en bid ik. In Vlaanderen trok ik dan naar het toilet, ik durfde dat niet in het openbaar te doen. Een kruisteken mocht nog net, maar liefst niet te veel. In Ganshoren leggen de islamitische spelers hun handdoek op de grond van de kleedkamer en beginnen ze gewoon te bidden. Dat wordt door iedereen gerespecteerd. De eerste keer dat ik dat zag, als Vlaming, verschoot ik, terwijl het normaal is. Apprecieer elkaar, geef iedereen de ruimte die nodig is, leef en laat leven.”

“Als ik praat over wat ik allemaal te horen heb gekregen in het verleden, kijken de blanke Brusselaars en Walen mij vol ongeloof aan. ‘Wie doet er nu nog zoiets?’ Voor hen is dat onbegrijpelijk. Terwijl er bij een vorige club van mij nog een supporter was die zich openlijk afvroeg waarom er zoveel zwarten in de ploeg stonden. En dat ging dan om twee Congolezen, een Braziliaan en ikzelf, vier spelers op drieëntwintig. Die man deelde op Facebook voortdurend posts van Vlaams Belang waarin migratie als bron van alle kwaad werd afgeschilderd, maar als je hem tegenkwam, zei hij vriendelijk goeiedag. Dat is de zeer schizofrene context waarin heel wat spelers met Afrikaanse roots moeten voetballen.”

Willy Kabera is ‘ambassadeur’ van Come Together, een actieplan dat twee jaar geleden binnen de Koninklijke Belgische Voetbalbond werd ontvouwd om discriminatie, racisme, homofobie en andere vormen van ongelijkheid in ons voetbal aan te pakken. “Mensen die racistische opmerkingen maken voelen zich nog altijd erg comfortabel, maar er komt wel reactie”, stelt hij vast. “Dat is bemoedigend. Als Romelu Lukaku in het nieuws komt na een incident, weet je: hij kan tegen een stootje. Ik intussen ook. Dat is niet hetzelfde voor een kind van zeven jaar.”

***

In maart vorig jaar was er een opgemerkte mediacampagne in het kader van Come Together, waarbij slachtoffers, onder wie één jongetje, een tattoo droegen met een provocerende tekst, om aan te geven dat je door sommige uitspraken voor het leven getekend kunt worden. Woensdag lanceerde de voetbalbond de nieuwe campagne: de tatoeages zijn gebleven, maar de focus wordt nu meer gelegd op online haatspraak, los van de wedstrijden. Antwerp-aanvoerder en Gouden Schoen Toby Alderweireld, die zelf in mei vorig jaar op sociale media bedreigd werd met het ontvoeren van zijn kinderen, is het gezicht van de campagne.

“We moeten weg van het hokjesdenken”, zegt inclusiemanager Samia Ahrouch. “Naar onze workshops met de clubverantwoordelijken, medewerkers en trainers vertrekken wij niet met een ‘Het is zo en niet anders’-houding, wij zien dat als uitwisselingsmomenten. Het is niet de bedoeling dat de aanwezigen alleen maar ja-knikken. We leren van elkaar, zodat ieder op zijn niveau zijn verantwoordelijkheid kan nemen.”

“Status quo is uit den boze, we moeten vooruitgaan, maar dat kan voor de ene club met kinderstapjes gebeuren en voor de andere met reuzenschreden”, vertelt hr-manager van de bond Sylvie Marissal. “Er is echt wel iets in beweging gezet. Vandaag blijken clubs zelf vragende partij te zijn om zo’n workshop te kunnen volgen. Ik vergelijk het soms met de evolutie in het autorijden. Toen ik klein was vergat ik soms mijn veiligheidsgordel aan te doen: niemand vond dat erg. Nu word je daar onmiddellijk op attent gemaakt door medepassagiers. Dat is een duidelijk voorbeeld van een mentaliteitswijziging. Zo zou het ook op de tribune moeten zijn, dat mensen aan elkaar zeggen: stop!”

Ahrouch: “In een ideale wereld weet elke club wat ze moet doen en zorgt ze voor een veilige en inclusieve omgeving, maar zover zijn we nog niet. Nu komt vaak nog heel veel initiatief van ons uit. In de toekomst zullen clubs dit steeds meer zelfstandig kunnen aanpakken, omdat ze nu over de juiste tools beschikken.”

(*) Umar is een schuilnaam. Zijn volledige identiteit is bij de redactie bekend.



Meningen

Journalistiek, Samenleving Posted on za, maart 02, 2024 12:18:58

Ze zijn met veel te veel, raken het zelden eens met elkaar, botsen voortdurend, buitelen over elkaar heen, nodigen anderen uit om hen te komen helpen in de boksring, houden van scherpte, houden niet overdreven veel van nuance, focussen vaak op ‘wij’ tegen ‘zij’, lijken zeer hardnekkig, vormen stilaan een groter leger dan dat van Rusland.

Meningen.

Ze zijn vaak ongerijmd. Niet voor niets rijmt er niets op ‘opinie’ en weinig op ‘mening’. (Ja, ‘lening’, maar dat is niet geruststellend, want ofwel heb je iets uitgeleend en is het angstig afwachten of je ooit zult worden terugbetaald, ofwel heb je geleend en is het al even angstig afwachten of je zult kunnen terugbetalen.)

Ik weet van mezelf dat ik een meningenfabriekje ben. Veertien maanden lang heb ik me bewust gedeisd gehouden, op een uitzonderlijke opmerking op Facebook na. Dat was soms slikken, moet ik toegeven. Maar ik heb volgehouden. Dus hebt u niet in een blogpost van mij vernomen dat Bart De Wever niet altijd consequent is (17x), dat diezelfde BDW heel sterk lijkt op een pester op de speelplaats die zelf begint te huilen omdat er niemand nog met hem wil spelen (5x), dat er door mensen & media de hele tijd aan victim blaming wordt gedaan richting zwakkere weggebruikers in het verkeer (3x), dat we moeten afleren om van een ongeval te spreken als de dader roekeloos of onder invloed (of een combinatie van beide) reed (tig x), en dat politieke partijen niet de kiezer moeten nahollen maar vanuit hun, gemoderniseerde, ideologische principes moeten praten en handelen (elk uur van de dag).

Enfin, u hebt dat niet gemist, want er waren ontelbare anderen die dat wel schreven, of het tegenovergestelde ervan, of nog iets anders, of iets compleet ridicuul (Mia Doornaert, Rik Torfs).

Wat ik maar wil zeggen in deze voor één keer korte bijdrage: het meningenfabriekje is terug vanaf volgende zaterdag (als ik het zolang uithoud). Er komt weer stoom uit mijn oren en straks veelkleurige rook uit de schoorsteen. Het zal kiezen worden tussen de onderwerpen die zich struikelend aandienen.

The bitch is back, pardon: I’m back, bitches!



Volgende »